Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de vennootschap 2] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de vennootschap 3] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[vennoot 3] ,wonende te [woonplaats] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een incident ex artikel 234 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat is ingeleid door een holding tegen drie geïntimeerden. De holding had eerder een vordering ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 19 november 2014 een vonnis heeft gewezen waarin de vorderingen van de holding werden afgewezen en deze werd veroordeeld in de proceskosten. De holding heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De geïntimeerden hebben hiertegen geprotesteerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de holding.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de holding belang heeft bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, omdat zij niet wil wachten tot het hoger beroep onherroepelijk is. De geïntimeerden hebben aangevoerd dat zij belang hebben bij directe tenuitvoerlegging van de proceskostenveroordeling, gezien de lange duur van procedures in hoger beroep. Het hof heeft overwogen dat de holding onvoldoende feiten heeft aangedragen om aan te nemen dat er sprake is van een restitutierisico, en dat het belang van de geïntimeerden bij uitvoerbaarverklaring zwaarder weegt dan het belang van de holding bij behoud van de bestaande toestand.
Uiteindelijk heeft het hof de incidentele vordering van de geïntimeerden toegewezen en de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak, die naar de rol is verwezen voor het nemen van de memorie van grieven. Dit arrest is gewezen op 12 mei 2015 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.