ECLI:NL:GHSHE:2015:1810

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
F 200 160 112_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 oktober 2014, waarin het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.B. Ester, verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en opnieuw te beslissen over het ouderlijk gezag en een omgangsregeling. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C. Trovatello, verzocht het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2015 is de minderjarige gehoord, en zijn er verschillende stukken in het geding gebracht, waaronder rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof overweegt dat de vader en moeder een affectieve relatie hebben gehad en dat de vader het gezag over de minderjarige wenst te delen. De moeder stelt dat de huidige problematiek een gezamenlijke gezagsuitoefening in de weg staat en dat de vader zijn wil oplegt.

Het hof oordeelt dat de vader voldoende heeft aangetoond dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank voor zover deze het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afwees en kent het gezamenlijk gezag toe aan beide ouders. De verzoeken van de vader met betrekking tot zorg- en informatieregelingen worden afgewezen, omdat deze al eerder zijn vastgesteld. De beschikking is uitgesproken op 21 mei 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 21 mei 2015
Zaaknummer: F 200.160.112/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/271293 / FA RK 13-6248-2
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.B. Ester,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. C. Trovatello.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 oktober 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 november 2014, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te beslissen dat:
primair:
a. de vader gezamenlijk met de moeder het ouderlijk gezag zal uitoefenen over [minderjarige];
b. een omgangsregeling wordt vastgesteld tussen de vader en [minderjarige] van:
- eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag 18.00 uur tot zondagavond 19.00 uur en daarbij de data te bepalen;
- alsmede eenmaal per twee weken na school tot de avond 20.00 uur (op een voor [minderjarige] geschikt moment) en de dag daarvan te bepalen;
- verder een verblijf bij de vader van de helft van de schoolvakanties en de data daarvan te bepalen;
c. een informatieregeling wordt vastgelegd, de inhoud daarvan nader te bepalen;
subsidiair, voor wat betreft het gezag:
het gezag bij uitsluiting wordt toegekend aan de vader;
of enige beslissing op de verzoeken van de vader wordt genomen die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 maart 2015, heeft de moeder verzocht de vader in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel deze verzoeken af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Ester;
-de moeder, bijgestaan door mr. Trovatello;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad].
2.3.1.
Het hof heeft de hierna te noemen minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en hij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 6 maart 2014;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 2 oktober 2014;
- de brieven met bijlage van de raad d.d. 16 januari 2015 respectievelijk 23 februari 2015;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 16 februari 2015.
Het faxbericht met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 14 april 2015 is ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn. De moeder heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Gelet op het feit dat deze stukken kort en eenvoudig te doorgronden zijn, heeft het hof beslist dat deze stukken worden toegelaten.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] [minderjarige] geboren.
De vader heeft [minderjarige] erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 27 maart 2014 heeft de rechtbank Oost-Brabant een omgangs- en informatieregeling vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven. De rechtbank heeft de behandeling van en de beslissing over het verzoek van de vader om te bepalen dat hij en de moeder gezamenlijk het gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen, aangehouden in afwachting van de uitkomst van het aan de raad verzochte onderzoek naar de vraag in hoeverre een wijziging in het gezag tegemoet komt aan de belangen van [minderjarige].
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om gezamenlijk het ouderlijk gezag uit te oefenen, afgewezen en betreffende het contact tussen de vader en [minderjarige] een regeling inzake vakanties, feestdagen en bijzondere dagen in 2014/2015 vastgesteld, uitvoerbaar bij voorraad, zoals in de beschikking is weergegeven.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Gezag; primair verzoek
3.5.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan.
De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek tot gezamenlijk gezag onvoldoende gemotiveerd en het verzoek op onjuiste gronden afgewezen. Anders dan de rechtbank doet voorkomen, stelt de wet aan gezamenlijk gezag niet de voorwaarde dat de communicatie goed is of te verwachten is dat deze verbetert. De moeder heeft “persoonlijkheidsvraagstukken” waaronder [minderjarige] heeft te lijden als er geen tegenwicht komt (door gezamenlijk gezag en het toelaten van de hulpverlening). De emotionele uiting van de moeder tijdens de zitting lijkt serieuzer te worden genomen dan de onderliggende stukken van de raad. Het verzet van de moeder betreft niet alleen de vader, maar ook de adviezen van de school en elke vorm van hulpverlening. Ondanks haar min of meer vage toezeggingen laat zij geen hulpverlening toe. De vader vindt hulpverlening wél in het belang van [minderjarige]. Als hij met het gezamenlijk gezag wordt belast, is hij bereid om zo spoedig mogelijk vrijwillige hulpverlening in te schakelen om zodoende te proberen een ondertoezichtstelling van [minderjarige] te voorkomen.
Ten slotte is de man van mening dat de rechtbank over zijn verzoek een informatieregeling vast te stellen, niet heeft beslist en dat de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling niet duidelijk is en daarom een bron van discussies tussen partijen is.
3.6.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
De huidige problematiek tussen partijen staat een fatsoenlijke gezamenlijke gezagsuitoefening in de weg. Vanaf het begin tot heden heeft de moeder moeten ervaren dat de vader zijn wil/wensen aan haar en [minderjarige] wil opleggen en dat hij niet openstaat voor een andere visie dan de zijne. Iedere vorm van overleg en informatie misbruikt de vader om haar te dwarsbomen en zijn eigen wil door te drukken, waarbij hij niet schroomt ook [minderjarige] in te zetten. In de loop van de jaren zijn de spanningen zo hoog opgelopen dat de moeder helemaal “in de stress schiet” wanneer er tussen hen overleg moet plaatsvinden. Uit het rapport van de raad blijkt de enorme emotionele impact die het contact met de vader op de moeder heeft. De spanningen die zich bij de moeder manifesteren zijn het directe resultaat van de jarenlange druk die de moeder heeft ervaren door de aanhoudende dwingende houding van de vader daar waar het gaat om (het overleg met betrekking tot) [minderjarige].
Wanneer de vader mede met het ouderlijk gezag wordt belast, zullen de conflicten tussen partijen alleen maar verergeren en de spanningen bij de moeder verder oplopen. [minderjarige] zal ten gevolge van dit alles nog meer klem komen te zitten tussen partijen.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de moeder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.2.
Het hof stelt voorop dat in voormeld wetsartikel besloten ligt dat het uitgangspunt is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kind dragen. Daarbij heeft te gelden dat het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer meebrengt dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
3.7.3.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de kern van de problematiek is gelegen in de situatie van de ouders. Voor de moeder is het emotioneel belastend dat de vader het gezag over [minderjarige] met haar wil gaan delen. Naar het oordeel van het hof is dit evenwel onvoldoende om aan gezamenlijk gezag in de weg te staan, temeer nu de vader, evenals de moeder, [minderjarige] als ouder veel heeft te bieden.
Gesteld noch gebleken is dat de vader tot dusverre het nemen van belangrijke beslissingen over [minderjarige] heeft gefrustreerd of tegengehouden. Bovendien heeft de vader ter terechtzitting uitdrukkelijk aangegeven dat hij zich niet met de dagelijkse gang van zaken van [minderjarige] wil bemoeien, maar dat het hem er vooral om te doen is zijn verantwoordelijkheid te nemen voor noodzakelijke behandelingstrajecten van [minderjarige].
3.7.4.
Het hof overweegt dat partijen ten aanzien van [minderjarige] de verantwoordelijkheid hebben zorg te dragen voor een wederzijds respectvolle en goede communicatie met en rondom hem. Dit impliceert niet alleen dat zij dienen te werken aan verbetering van hun onderlinge communicatie, maar ook dat de moeder hulp zoekt voor de spanningen die zij ervaart in en door de communicatie met de vader. In hoger beroep is gesteld noch gebleken dat de moeder daadwerkelijk heeft ingezet op de reeds in het raadsrapport d.d. 2 juni 2014 nadrukkelijk geadviseerde individuele hulpverlening. Gelet hierop, alsmede op de risico’s die het uitblijven van die hulpverlening voor [minderjarige] met zich kan brengen, is het de vraag of de raad onderzoek zou moeten doen naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel.
3.7.5.
Nu het hof van oordeel is dat niet gesproken kan worden van een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] door het gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken tussen de ouders of dat is gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is de ouders niet met het gezamenlijk gezag te bekleden, dient de beschikking waarvan beroep op het punt van het gezag te worden vernietigd en het verzoek van de vader om hem mede met het gezag over [minderjarige] te belasten, alsnog te worden toegewezen.
Gezag: subsidiair verzoek
3.8.
Nu het hof het primaire verzoek van de vader toewijst, komt het hof aan het subsidiaire verzoek van de vader het gezag bij uitsluiting aan hem toe te wijzen, niet toe. Het hof acht het ook niet in het belang van [minderjarige] dat de vader alleen met het gezag zou worden belast.
Zorg- en informatieregeling
3.9.
Het hof zal de verzoeken van de vader met betrekking tot een zorg- en informatieregeling afwijzen, nu bij voornoemde beschikking van 27 maart 2014 - waarvan de appeltermijn is verstreken - reeds een reguliere omgangsregeling, alsmede een informatieregeling is vastgesteld en de in de bestreden beschikking opgenomen vakantieregeling de resultante is van de daarover bereikte overeenstemming tussen partijen.
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, doch uitsluitend voor zover de rechtbank het verzoek van de vader om hem naast de moeder met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten, heeft afgewezen en dit verzoek van de vader alsnog toewijzen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 oktober 2014, doch uitsluitend voor zover de rechtbank het verzoek van de vader om hem mede met het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] te belasten, heeft afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
belast de moeder en de vader gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Bijleveld-van der Slikke, C.A.R.M. van Leuven en A.M.M. Hompus en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2015.