Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek,gevestigd te [vestigingsplaats],
Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf,gevestigd te [vestigingsplaats],
Stichting Sociaal Fonds voor de Metaal en Techniek, voorheen genaamd Stichting Sociaal Fonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken,
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 2426533 CV EXPL 13-4118)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties;
- het op 16 april 2015 gehouden pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
grieven II en IIIop tegen overweging 3.5 in het bestreden vonnis die als volgt luidt:
gestelde betalingsgrondslag niet betwist is, staat die vast in deze procedure. Tussen partijen is niet in geschil dat de premies die in rekening zijn gebracht bij factuur van 10 mei 2013, voldaan zijn. Uit hetgeen door Partuzzi[hof: Design Anyway]
gesteld is, kan niet worden afgeleid dat ook de factuur van 15 februari 2013 voldaan is. De door Partuzzi als productie 1 bij conclusie van antwoord overgelegde berekening is door de Stichting uitdrukkelijk betwist bij repliek. De overgelegde betalingsbewijzen vermelden andere nummers dan het nummer van de factuur van 15 februari 2013. Partuzzi heeft bovendien niet gemotiveerd gereageerd op de stelling van de Stichting dat de betalingen betrekking hadden op facturen die vermeld staan onder 3.3.1.”.
voorts de hoogte van de nota van 15 februari 2013 betwist. Nadat de Stichting[hof: fondsen]
bij repliek de betreffende nota – met de daarbij behorende specificatie (met de namen van de negen werknemers waarop de nota gebaseerd was) – heeft overgelegd, is Partuzzi daarop echter bij dupliek niet meer (gemotiveerd) ingegaan. Nu van Partuzzi verwacht had mogen worden dat zij gemotiveerd was ingegaan op de voormelde specificatie en had aangegeven waarom die factuur te hoog was (en welk bedrag zij eventueel wel verschuldigd was), gaat de kantonrechter aan deze (ongemotiveerde) betwisting voorbij.
c.q. artikel 3 lid 4 van het bijdragereglement van eisende partij sub 2 en 3[hof: OOM en SFM]
. Partuzzi[hof: Design Anyway]
heeft niet weersproken dat op grond van de voormelde regelingen deze (forfaitaire) bedragen verschuldigd zijn, maar stelt dat het versturen van “een enkele herinnering” onvoldoende is voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke invorderingskosten. Uit de door Stichting overgelegde producties blijkt echter dat Partuzzi herhaaldelijk is aangemaand en/of gesommeerd.