In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie en de draagkracht van de vrouw. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Roermond van 18 december 2013 aangevochten, waarin de kinderalimentatie voor de kinderen [kind 1] en [kind 2] was vastgesteld op € 85,50 per kind per maand. De vrouw verzocht de beschikking te vernietigen en het verzoek van de man af te wijzen. De man, verweerder, heeft in zijn verweerschrift het appel van de vrouw ongegrond verklaard en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 november 2014 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft ook de minderjarige [kind 2] in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, wat hij deed door een brief te sturen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw na het huwelijk met de man een nieuwe relatie heeft gehad en dat zij onderhoudsplichtig is voor drie andere minderjarige kinderen. De rechtbank had eerder de kinderalimentatie voor de man vastgesteld op € 162,50 per kind per maand. Het hof oordeelt dat de ingangsdatum van de wijziging van de onderhoudsbijdrage op 1 december 2012 moet worden vastgesteld, omdat de kinderen vanaf die datum bij de man verblijven. De vrouw kan zich niet verenigen met de beslissing van de rechtbank en heeft grieven ingediend over de ingangsdatum, de behoefte van de kinderen en haar draagkracht.
Het hof concludeert dat de draagkracht van de vrouw, na beoordeling van haar financiële situatie, op € 77,= per kind per maand wordt vastgesteld, ingaande 1 december 2012. De bestreden beschikking wordt vernietigd en de vrouw moet de achterstand in betaling van de kinderalimentatie inlopen met een bedrag van € 25,= per maand. De beschikking is gegeven door de rechters en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2015.