Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant],wonende te [woonplaats],
[appellante],wonende te [woonplaats],
1.[taxaties] Taxaties V.O.F., h.o.d.n. Taxatie & Adviesbureau [taxaties],gevestigd te [vestigingsplaats],
[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/266372/HA ZA 13-506)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis met producties;
- de memorie van antwoord;
- de pleidooien, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
3.De beoordeling
TAXATIERAPPORT eenvoudig model” vermeldt onder meer:
C. DOEL VAN DE TAXATIE
G. ONDERBOUWING TAXATIE
TAXATIERAPPORT financiering woonruimte” (prod. 4 inl. dagv.) opgesteld. Hierbij stond als doel omschreven:
I. ONDERBOUWING WAARDEOORDEEL” letterlijk hetzelfde als het eerste rapport. Het tweede rapport is eveneens gedateerd 14 augustus 2007. De bijbehorende factuur is gedateerd 1 november 2007 en beloopt een bedrag van € 300,-. (prod. 5 inl. dagv.).
De WOZ-waarde bedraagt € 994.000,00”. Uit deze nota blijkt voorts dat ter financiering van de koopsom door F. van Lanschot Bankiers NV een hypothecaire lening is verstrekt van € 975.000,00.
“Over uw taxatie heeft de betreffende gemeentelijke taxateur het volgende genoteerd:
Doel van de taxatie’(prod. 11 inl. dagv.):
Opdrachtgever heeft om een taxatie verzocht, vanwege de aankoop van het object in 2007 en verkrijging in 2008, en de daarna ontstane onzekerheid over de waarde. Op basis van zo transparant mogelijke validatie van de waarde overweegt opdrachtgever een lopende procedure van aansprakelijkheidstelling voort te zetten.”
Uit mijn dossier blijkt dat ik bij de waardevaststelling onder meer gebruik heb gemaakt van transacties van 2 nabijgelegen objecten. (..) [adres] en [adres] in [plaats]. (..)”
De rechtbank was, kort gezegd, van oordeel dat [appellanten] te laat hebben geklaagd. Daarbij ging zij ervan uit dat [appellanten] de beslissing op bezwaar “medio 2009” hebben ontvangen. Duidelijk is, dat de beslissing op bezwaar op 27 oktober 2009 is verzonden. [appellanten] moeten deze derhalve rond 28/29/30 oktober 2009 ontvangen hebben. Hun eerste bericht hierover aan [geïntimeerden] dateert van 7 september 2011. Dit bericht is naar het oordeel van het hof te kenschetsen als een klacht in de zin van art. 6:89 BW (“
Wij menen dan ook dat uw taxatie gebreken vertoont. U bent daardoor jegens ons toerekenbaar tekortgeschoten in de uitvoering van uw opdracht. Wij hebben daardoor schade geleden (..). Wij houden u voor die schade aansprakelijk.”),en is ook zo door [geïntimeerden] opgevat
.
Ik ben van mening dat deze vastgestelde waarde aan de hoge kant is (..). Bij hertaxatie (..) heb ik geconstateerd dat de grond voor een te hoog bedrag is meegenomen (..)”) zijn gaan twijfelen over de taxatie van [geïntimeerde 1]. Eerder was daar in ieder geval geen sprake van, aldus [appellanten], die in dit verband ook stellen dat [geïntimeerde 1] hen had gefeliciteerd met de “
zeer scherpe aankoopprijs”.
diverse NVM makelaars te bellen en de situatie aan hen voor te leggen” (inl. dagv. nr 16). Door deze (niet nader genoemde makelaars) werden zij gerustgesteld. Nadat een bevriende relatie hen medio 2011 wees op de grondwaardes van natuur- en landbouwgrond, zijn zij serieus gaan twijfelen, zo begrijpt het hof. Zij waren toen van mening (geworden) dat de waarde voor de overgrond (de grond die het verste weg ligt van het huisperceel) niet klopte, zo verklaarden zij ter comparitie bij de rechtbank. Daarom hebben zij [geïntimeerden] toen aansprakelijk gesteld. Vervolgens zijn zij nader gaan onderzoeken en eerst toen zij de mail van Interpolis van 23 januari 2013, met daarbij de brief van [geïntimeerde 1] van 10 december 2012, ontvingen, wisten zij zeker welke fout [geïntimeerde 1] had gemaakt en waarom: hij had bij zijn taxatie van de overgrond geen vergelijkingsobjecten gebruikt (wel voor de grond dichtbij het huis) en daarom kwam zijn taxatie daarvan te hoog uit, aldus [appellanten]
telate klacht. [geïntimeerden] stellen dat dit het geval is. Zij stellen niet dat zij hun dossiers niet meer hebben bewaard, en uit de reacties van [geïntimeerde 1] op de brieven van [appellanten] en de weergave in nr 59 van de mva blijkt dat [geïntimeerden] nog wel redelijk goed kunnen terughalen wat [geïntimeerde 1] destijds heeft gedaan toen hij het perceel van [appellanten] taxeerde. Het tijdsverloop bemoeilijkt het verweer van [geïntimeerden] echter wel, juist omdat [geïntimeerde 1] deels op basis van zijn intuïtie en kennis en ervaring heeft getaxeerd, en die herinneringen zijn vervaagd, aldus [geïntimeerden].
in hoofdzaak gebaseerd op de methodiek van de objectvergelijking”), zodat het verder vervagen van de herinneringen niet als een doorslaggevend nadeel kan gelden, gegeven dat [geïntimeerde 1] het “harde” deel van zijn taxatie nog wel kan reproduceren en heeft gereproduceerd.
Vermeldenswaardig in deze vindt ondergetekende dat hij zich bewust is van het feit dat hij de taxatie doet circa vijf jaar na de peildatum. De opgezochte marktinformatie plaatst het object in de juiste markt en economische omstandigheid. Ondergetekende heeft ook gebruik gemaakt van informatie welke gevormd is na de peildatum. Deze hindsight informatie helpt om het tijddifferentieel te overbruggen (..)”. Het hof acht deze stelling van [geïntimeerden] hiermee voldoende weerlegd.
Het rapport van Steenhuijs[het rapport-[taxateur], hof]
, dat ik van u vorige week ontving, heeft eerder het karakter van een (kostbaar) marktonderzoek dan van een taxatie. Mijn taxatie omvatte het geven van een waarde-oordeel aan de consument op grond van aard, stand en ligging en de staat waarin de onroerende zaak zich bevindt en het verstrekken van een eenvoudig rapport hierover.
De afspraak was om voor € 300,= (incl. BTW) een eenvoudige taxatie op te stellen om een beeld te krijgen van de waarde bij een eventuele aankoop in relatie tot de hypotheekaanvraag. De vraag was of de aankoop financieel haalbaar zou zijn. In het geval een “echte” taxatie voor de bank nodig zou zijn, waren de kosten € 300,- extra. Gelet op de beperkte omvang van de opdracht, de tijd en de kosten moest worden voldaan met een “Quick scan” van de waarde in de toenmalige woningmarkt; toen een “verkopersmarkt”, (..) Gelet op de definitie van het waardebegrip destijds moest ik een inschatting geven van de transactieprijs bij aanbieding op de meest geschikte wijze (..) De inhoud van de taxatieopdracht, die nadrukkelijk niet een uitgebreid marktonderzoek inhield (..)”.
Weliswaar waren appellanten bereidwillige kopers en waren de verkopers bereidwillige verkopers, maar dat betekent nog steeds niet dat appellanten meer wilden betalen dan de “marktwaarde”. Zelfs bereidwillige kopers betalen namelijk in beginsel de marktwaarde (..)”(mvg nr 146). Zoals [appellanten] zelf aanvoeren, is de vraag wat er was gebeurd als de getaxeerde waarde van de woning lager was geweest en wat de verkopers dan bereid waren geweest als bodemprijs te accepteren meer een kwestie van “
koffiedik kijken”. De markt was toen op zijn top en [appellanten] waren – ook volgens hun eigen stellingen – al langer geïnteresseerd in het huis. Anderzijds was het een incourant object (het huis stond al lang te koop) en waren de verkopers al gezakt vanaf een oorspronkelijke vraagprijs van € 1.435.000,00 naar een vraagprijs van € 1.250.000,00 en hebben zij uiteindelijk – met een taxatie van € 1.250.000,00 – genoegen genomen met een koopprijs van € 1.100.000,00. Over de onderhandelingen is verder echter niets meer bekend dan dat de verkopers goede bekenden van [appellanten] waren en dat zij al 2,5 maanden in gesprek met hen waren. Zo is niets gesteld over de financiële situatie van de verkopers, de prijs die zij zelf hadden betaald, en de vraag wat zij met de verkoopopbrengst wilden doen. Het hof is van oordeel dat [appellanten] ook in hoger beroep te weinig hebben gesteld ter onderbouwing van het argument dat zij bij een lager getaxeerd bedrag niet (uiteindelijk) dezelfde prijs zouden hebben geboden. Dit geldt temeer nu deze betaalde prijs, uitgaande van de taxatie door [geïntimeerde 1], gelijk was aan de getaxeerde executiewaarde en € 150.000,- onder de laatste vraagprijs lag, terwijl de WOZ-waarde niet lang voor 1 januari 2008 € 994.000,00 was.