ECLI:NL:GHSHE:2015:207

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
HD 200.124.118_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing wegens ontbinding vennootschap afgewezen; procedure voortgezet met ontbonden vennootschap als partij

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een verzoek tot schorsing van de procedure vanwege de ontbinding van de vennootschap V.S. Beheer en Management B.V. De vennootschap had haar ontbinding aangekondigd en verzocht om schorsing van het geding, omdat zij volgens artikel 2:19 lid 4 BW zou zijn opgehouden te bestaan. Het hof oordeelde echter dat de ontbinding van de vennootschap geen grond voor schorsing van de procedure opleverde, omdat artikel 225 Rv niet voorziet in schorsing op basis van ontbinding zonder baten. Het hof verwees naar de relevante wetgeving en jurisprudentie, en concludeerde dat de procedure kon worden voortgezet, ondanks de ontbinding van de vennootschap.

De zaak was eerder aanhangig gemaakt bij de rechtbank Maastricht, waar de rechtbank de vordering van [Architectenburo] tot betaling van openstaande facturen had toegewezen, met uitzondering van enkele bedragen. V.S. Beheer en Management had in hoger beroep de volledige afwijzing van de vordering bepleit, terwijl [Architectenburo] in incidenteel appel opkwam tegen de gedeeltelijke afwijzing. Het hof stelde vast dat de feiten uit het eindvonnis van de rechtbank niet waren bestreden en dat de vordering van [Architectenburo] betrekking had op openstaande facturen voor werkzaamheden die zij had uitgevoerd.

Het hof besloot uiteindelijk het verzoek tot schorsing van de procedure af te wijzen en de zaak naar de rol te verwijzen voor de memorie van antwoord in het incidenteel appel aan de zijde van V.S. Beheer en Management. De uitspraak werd gedaan op 27 januari 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.124.118/01
arrest van 27 januari 2015
in de zaak van
V.S. Beheer en Management B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
verder: V.S. Beheer en Management,
advocaat: mr. J. in ’t Ven te Kerkrade,
tegen:
Architectenburo [Architectenburo] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
verder: [Architectenburo],
advocaat: mr. H.H.G. Theunissen te Leusden,
op het bij exploot van dagvaarding van 22 januari 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht gewezen vonnis van 24 oktober 2012 tussen V.S. Beheer en Management als gedaagde en [Architectenburo] als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer: 164210/HA ZA 11-680)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 16 november 2011.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 22 januari 2013;
- de memorie van grieven van V.S. Beheer en Management van 2 juli 2013;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel van [Architectenburo] van 10 september 2013 met een productie;
- de akte van V.S. Beheer en Management van 19 november 2013 met twee producties;
- de antwoordakte van [Architectenburo] van 3 december 2013.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3. De gronden van het hoger beroep

In het principaal appel en in het incidenteel appel
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memories van grieven.

4.De beoordeling

In het principaal appel en in het incidenteel appel
4.1
De vaststelling van de feiten in het eindvonnis van 24 oktober 2012 onder 2. is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Kortheidshalve verwijst het hof naar die weergave van de feiten.
4.2
Het gaat in dit hoger beroep om een vordering van [Architectenburo] tot betaling van zes openstaande facturen ten bedrage van in totaal € 39.879,87 met rente en kosten vanwege werkzaamheden die [Architectenburo] stelt te hebben uitgevoerd in mondelinge opdracht van V.S. Beheer en Management. Drie van deze facturen dateren uit 2008 en drie facturen van 15 juni 2010. In mei 2005 heeft V.S. Beheer en Management de toen door [Architectenburo] toegezonden (voorschot)facturen ten bedrage van in totaal € 60.309,20 inclusief btw voldaan. Volgens V.S. Beheer en Management zijn partijen overeengekomen dat [Architectenburo] alle werkzaamheden zou uitvoeren voor een totaalbedrag van circa € 60.000,=, zodat [Architectenburo] na de betaling in mei 2005 niets meer te vorderen heeft. Bovendien is volgens V.S. Beheer en Management de vordering van [Architectenburo] wat de drie facturen uit 2010 betreft reeds verjaard.
4.3
Bij tussenvonnis van 16 november 2011 heeft de rechtbank een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 30 januari 2012 plaatsgevonden. Bij eindvonnis van 24 oktober 2012 heeft de rechtbank het beroep van V.S. Beheer en Management op verjaring verworpen en de vordering van [Architectenburo] toegewezen, met uitzondering van een bedrag van € 868,70 en een bedrag van € 5.390,70, en V.S. Beheer en Management veroordeeld in de proceskosten.
4.4
In het principaal appel betoogt V.S. Beheer en Management dat de vordering van [Architectenburo] volledig afgewezen moeten worden. In het incidenteel appel komt [Architectenburo] op tegen de gedeeltelijke afwijzing van haar vordering. Daarmee ligt het geschil in volle omvang aan het hof ter beoordeling voor.
4.5
De zaak stond op 19 november 2013 voor memorie van antwoord in het incidenteel appel. V.S. Beheer en Management heeft deze memorie niet genomen, maar een akte houdende aanzegging tot schorsing van het geding. Bij deze akte heeft V.S. Beheer en Management laten weten dat haar algemene vergadering van aandeelhouders bij besluit van 29 oktober 2013 heeft besloten tot ontbinding van de vennootschap, onder de vaststelling dat de vennootschap in het geheel geen baten meer heeft. Ter adstructie heeft V.S. Beheer en Management een afschrift van de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders en een uittreksel uit het Handelsregister overgelegd. De advocaat van de gewezen vennootschap verzoekt schorsing van het geding omdat krachtens artikel 2:19 lid 4 BW V.S. Beheer en Management is opgehouden te bestaan.
4.6
In haar antwoordakte bestwist [Architectenburo] niet de ontbinding van de vennootschap en/of de producties die VS Beheer en Management in verband hiermee heeft overgelegd, maar merkt op dat artikel 2:19 lid 5 BW meebrengt dat een ontbonden rechtspersoon blijft bestaan zolang dit voor de vereffening van zijn vermogen nodig is. [Architectenburo] neemt aan dat V.S. Beheer en Management haar verzoek tot schorsing baseert op artikel 225 Rv; zij voert aan dat ontbinding van een rechtspersoon blijkens dit artikel geen grond is voor schorsing van het geding.
4.7
Het hof overweegt hierover het volgende. In artikel 225 lid 1 Rv worden de gronden voor schorsing van een geding aangegeven, te weten:
de dood van een partij;
verandering van de persoonlijke staat van een partij;
het ophouden van de betrekkingen waarin een partij het geding voerde, hetzij ten gevolge van rechtsopvolging onder algemene titel op een ander, hetzij door een andere oorzaak.
In deze bepaling komt de situatie die hier aan de orde is, namelijk de ontbinding van een rechtspersoon met vaststelling dat deze geen baten meer heeft, als grond voor schorsing niet voor. In de literatuur is de vraag wel opgeworpen of grond a. naar analogie ook van toepassing geacht zou kunnen worden in de situatie dat een rechtspersoon ophoudt te bestaan, maar het hof ziet voor een dergelijke uitbreiding van de reikwijdte van deze bepaling geen aanknopingspunten. Enige andere grond voor schorsing dan de hier vermelde
- en in dit geval niet toepasselijke - gronden is niet voorhanden. Dit betekent dat het verzoek tot schorsing niet kan worden toegewezen.
4.8
Vervolgens is de vraag of en zo ja, welke consequenties de ontbinding heeft voor de voortgang van de onderhavige procedure. Artikel 2:19 lid 4 BW, waar V.S. Beheer en Management naar verwijst, bepaalt (samengevat) dat de rechtspersoon op het tijdstip van zijn ontbinding ophoudt te bestaan indien hij alsdan geen baten meer heeft en dat daarvan opgave wordt gedaan aan het Handelsregister. V.S. Beheer en Management stelt dat die situatie zich voordoet en [Architectenburo] heeft dit niet betwist. De verwijzing van [Architectenburo] naar artikel 2:19 lid 5 BW inzake het voortbestaan van de vennootschap met het oog op de vereffening gaat niet op aangezien in het geval van artikel 2:19 lid 4 BW de vennootschap zonder vereffening ophoudt te bestaan. Ook in dat geval kan ingevolge artikel 2:23c lid 1 BW heropening van de vereffening worden verzocht, maar gesteld noch gebleken is dat dit hier aan de orde is. Het voorgaande betekent dat het ervoor gehouden moet worden dat V.S. Beheer en Management op 19 november 2013 is opgehouden te bestaan en dat geen vereffening behoeft plaats te vinden.
4.9
Voor de onderhavige procedure heeft dit evenwel geen gevolgen. Voor het geval dat een rechtspersoon was ontbonden en de vereffening was geëindigd, heeft de Hoge Raad beslist dat wanneer een procedure tegen een rechtspersoon is aangevangen voor het tijdstip van haar ontbinding en van de vereffening van haar vermogen, de procedure tegen de rechtspersoon kan worden voortgezet, mede in volgende instanties, ook indien de vereffening van haar vermogen inmiddels is geëindigd en daarvan opgaaf is gedaan door de vereffenaar aan de registers overeenkomstig art. 2:19 lid 6 BW (HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762). Die situatie is vergelijkbaar met de situatie die hier aan de orde is, zodat geconcludeerd moet worden dat de onderhavige procedure kan worden voortgezet.
4.1
In deze procedure is de eerstvolgende stap de memorie van antwoord in het incidenteel appel aan de zijde van V.S. Beheer en Management. Het hof zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen en iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De uitspraak

Het hof:
in het principaal appel en in het incidenteel appel
wijst af het verzoek tot schorsing van de procedure;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 24 februari 2015 (laatste gelegenheid) voor memorie van antwoord in het incidenteel appel aan de zijde van V.S. Beheer en Management;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, M.G.W.M. Stienissen en Th.C.M. Hendriks-Jansen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 januari 2015.
griffier rolraadsheer