Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- Een uitdraai ‘Antecedenten’ van de politie waaruit blijkt dat belanghebbende in de politiesystemen voorkomt in 2003 en in 2010 in verband met de Opiumwet;
- Een proces-verbaal van verhoor van 15 november 2010 waaruit blijkt dat belanghebbende op die dag als verdachte is verhoord in verband met de op 3 mei 2010 aangetroffen hennepkwekerij in het pand;
- Een ‘Mutatie-rapport’ van de Regiopolitie Midden en West Brabant van 21 april 2009 waaruit blijkt dat de politie eerder een melding had ontvangen dat er mogelijk op het adres [a-straat] 18 te [woonplaats] (het woonhuis van belanghebbende) een hennepkwekerij aanwezig was vanwege een duidelijke henneplucht, en voorts dat bij bezoek van de politie op 21 april 2009 is geconstateerd dat er eerder een hennepkwekerij in een van de slaapkamers moet zijn geweest en dat een aantal goederen in de woning zijn aangetroffen om een hennepkwekerij op te zetten;
- Een proces-verbaal van verhoor van 6 januari 2011 waaruit blijkt dat belanghebbende op die dag als verdachte is verhoord in verband met een aangetroffen hennepkwekerij in opbouw in een door belanghebbende gehuurd pand aan de [c-straat] 4 te [H] .
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
- in het pand waarvan belanghebbende eigenaar is, is vier maal een hennepkwekerij aangetroffen en één maal een hennepdrogerij;
- de inhoud van de door de Inspecteur in hoger beroep overgelegde stukken (zie 2.12) waaruit is af te leiden dat belanghebbende op verschillende tijdstippen en locaties ten minste in beeld is geweest bij de politie in verband met hennepkwekerijen;
- de niet traceerbare huurders;
- de huursommen waarvan op geen enkele wijze is te verifiëren of ze daadwerkelijk zijn voldaan;
- de huursommen die onverklaarbaar laag zijn in verhouding tot de maandelijkse rentelasten die belanghebbende is verschuldigd aan de bank.
–handel in zijn aangifte IB/PVV heeft verantwoord.
–handel. Deze schatting mag naar ’s Hofs oordeel een zekere ruwheid vertonen. Van de gehanteerde schattingsmethode, noch van de daaruit gevolgde uitkomst, kan worden geoordeeld dat zij willekeurig is. Het Hof acht deze schatting van de inkomsten dan ook redelijk, evenals de toerekening van die inkomsten aan belanghebbende. De gedingstukken noch het verhandelde ter zitting bieden enig aanknopingspunt dat belanghebbende de inkomsten heeft moeten delen met anderen, zodat ook in zoverre de schatting niet onredelijk is.
2007
5.Beslissing
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank nummer AWB 13/7179, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht;
- verklaarthet tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraken van de Inspecteur;
- handhaaftde navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente;
- vermindertde boete tot 50% van de nagevorderde IB/PPV over de correcties andere dan ter zake van hennepteelt.