Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de verzoeken van partijen in eerste aanleg alsnog af te wijzen;
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] te bepalen op nihil;
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in haar levensonderhoud te bepalen op nihil;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen op eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 19.00 uur, alsmede de helft van de schoolvakanties, met dien verstande dat het kind gedurende de zomervakantie ten minste twee aaneengesloten weken bij de man zal doorbrengen en dat de feestdagen in onderling overleg worden verdeeld;
- te bepalen dat het echtscheidingsconvenant nietig is en de verdeling ten overstaan van een notaris van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap te gelasten;
- de door partijen getroffen onderlinge regelingen, zoals neergelegd in het aan de bestreden beschikking gehechte ouderschapsplan en echtscheidingsconvenant niet op te nemen in de te wijzen beschikking;
- te bepalen dat het echtscheidingsconvenant nietig is en de verdeling omtrent de hypotheeklasten moet worden verdeeld krachtens het eigendomsaandeel van partijen.
- de man aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling dient te voldoen een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] voor een bedrag van € 278,- per maand met ingang van 7 november 2011, althans met ingang van 11 december 2013, dan wel met ingang van 23 april 2014, te vermeerderen met de wettelijk vastgestelde indexering met ingang van 1 januari 2015 en wel tot de datum waarop [minderjarige 1] de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, althans met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht;
- de man aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling dient te voldoen een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw voor een bedrag van € 444,- bruto per maand met ingang van 7 november 2011, althans met ingang van 11 december 2013, dan wel met ingang van 23 april 2014, te vermeerderen met de wettelijk vastgestelde indexering met ingang van 1 januari 2015 en wel voor de duur van twaalf jaar, althans met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht;
- tussen de man en de minderjarigen geen zorg- en opvoedingstaken geldt;
- de man binnen acht dagen na betekening van de in dezen te wijzen beschikking aan de vrouw de door haar in haar verweerschrift genoemde roerende zaken te beschikking stelt en te bevelen dat de man een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag dat de man niet voldoet aan voornoemd bevel, althans te bepalen dat de man aan de vrouw is verschuldigd een bedrag van € 3.861,- wegens vergoeding van vorenbedoelde roerende zaken, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
- de man, bijgestaan door mr. Huijgen;
- de vrouw, bijgestaan door mr. M. ter Haar-Bas namens mr. Van der Ven.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 februari 2014;
- de brief met bijlage van de advocaat van de man d.d. 17 maart 2014;
- de brief met bijlage van de advocaat van de man d.d. 8 april 2014;
- de brief van de advocaat van de man d.d. 21 januari 2015;
- de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 9 april 2015;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 14 april 2015;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 17 april 2015.
3.De beoordeling
.
- dat het aangehechte en door de griffier gewaarmerkte echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan deel uitmaken van die beschikking;
- dat de man, met ingang van het moment waarop de echtelijke woning is verkocht, € 278,- per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] ;
- dat de man, met ingang van de datum van die beschikking, maar niet eerder dan de datum waarop de echtelijke woning is verkocht, € 444,- per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in haar levensonderhoud;
- dat partijen in persoon worden gehoord omtrent het verzoek tot eenhoofdig gezag en bepaald dat de Raad voor de Kinderbescherming voor de zitting wordt opgeroepen om haar standpunt kenbaar te maken.
- kinderalimentatie (grief 1 principaal appel, grief 1 incidenteel appel);
- partneralimentatie (grief 2 principaal appel, grief 2, 3 en 4 incidenteel appel);
- ouderschapsplan (grief 3 principaal appel);
- verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (grief 4 principaal appel, grief 5 incidenteel appel);
- verdeling van de huwelijksgemeenschap (grief 5 principaal appel, grief 6 en 7 incidenteel appel);
- gezag (grief 6 principaal appel).
- Welke vorm van omgang en frequentie is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ?
- Is de vader in staat om omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te [plaats] , te hebben en is de moeder in staat om de omgang te begeleiden?
- Zijn er nog andere bijzonderheden waarmee rekening gehouden moet worden bij het vaststellen van een omgangsregeling?
voorlopigeomgangsregeling, inhoudende dat de man de vrouw een week van tevoren zal informeren over wanneer hij in Nederland is, waarna partijen onderling afspreken wanneer de man de kinderen in bijzijn van de vrouw bij McDonald’s kan zien, met dien verstande dat ter zitting van het hof is besproken dat de omgang ook elders dan bij McDonald’s kan plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld in een park of speeltuin.