ECLI:NL:GHSHE:2015:249

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
F 200.149.727_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming verhuizing met kinderen in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin haar verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats 1] werd afgewezen. De moeder en vader zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg van hun kinderen, [zoon] en [dochter], en hebben een co-ouderschapsregeling. De moeder verzocht de rechtbank om toestemming voor de verhuizing, omdat zij van mening was dat dit in het belang van de kinderen zou zijn. De vader voerde verweer en betwistte de noodzaak van de verhuizing, stellende dat dit de band met de kinderen zou schaden.

De mondelinge behandeling vond plaats op 4 december 2014, waarbij beide ouders hun standpunten toelichtten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vader een belangrijke rol speelt in de zorg voor de kinderen en dat de verhuizing de zorgregeling zou verstoren. De moeder was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de kinderen zich goed zouden kunnen aanpassen aan de nieuwe situatie en dat zij voldoende contact met de vader zou waarborgen.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en kwam tot de conclusie dat de belangen van de kinderen bij het behoud van een goede relatie met beide ouders zwaarder wegen dan de belangen van de moeder bij de verhuizing. Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing in het belang van de kinderen zou zijn en dat er een aanmerkelijk risico bestond dat de kinderen het contact met de vader zouden verliezen. Daarom bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 29 januari 2015
Zaaknummer: F 200.149.727/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/271611 FA RK 13-6344
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.M. Lindhout-Schot,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.D. van Bruggen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 26 februari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 mei 2014, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
- het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor een verhuizing met de kinderen naar [plaats 1] en inschrijving van de kinderen op de St. Alphonsusschool te [plaats 2] alsnog toe te wijzen;
- althans subsidiair een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) te gelasten en/of een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW aan te stellen en/of een kinderverhoor ex artikel 809 Rv te gelasten, althans een andere maatregel te treffen teneinde er in te voorzien dat er voldoende aandacht is voor de opvattingen en gevoelens van [zoon] en [dochter];
- althans meer subsidiair een door het hof in goede justitie te bepalen beslissing in het belang van [zoon] en [dochter] te nemen.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 11 juli 2014, heeft de vader verzocht de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, zulks met verbetering, althans aanvulling van gronden, alles uitvoerbaar bij voorraad.
Tevens heeft de vader bij voormeld verweerschrift incidenteel appel ingesteld. Nu de vader evenwel niet een ander dictum wenst, kan zijn verzoek niet als een incidenteel appel worden aangemerkt. Dit betekent dat aan de moeder ten onrechte de gelegenheid is geboden een verweerschrift in incidenteel appel in te dienen. Het hof laat dit verweerschrift buiten beschouwing.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 december 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Lindhout-Schot;
- de vader, bijgestaan door mr. Van Bruggen;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad].

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 7 juni 2002 met elkaar gehuwd.
Uit hun huwelijk zijn geboren:
- [zoon] (hierna ook: [zoon]), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats]
- [dochter] (hierna ook: [dochter]), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats].
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit, die afwisselend hun hoofdverblijf bij de moeder en bij de vader hebben in verband met het co-ouderschap.
3.2.
Bij beschikking van 10 november 2010 heeft de rechtbank Amsterdam tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 22 november 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Partijen hebben de gevolgen van de echtscheiding in onderling overleg geregeld en hun afspraken vastgelegd in een convenant annex ouderschapsplan. Partijen hebben een zorgverdeling afgesproken op basis van het vluchtrooster van de moeder, waarbij de kinderen twee derde van de tijd bij de moeder doorbrengen en een derde van de tijd bij de vader.
3.3.
Bij verzoekschrift, ingediend ter griffie van de rechtbank op 22 oktober 2013, heeft de moeder verzocht haar vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met de kinderen naar [plaats 1], alsmede voor uitschrijving van de kinderen op de Den Duinschool te [plaats 3] respectievelijk inschrijving van de kinderen op de Sint Alphonsusschool te [plaats 2]. Subsidiair heeft de moeder verzocht een onderzoek door de raad te gelasten, althans meer subsidiair een door de rechtbank in goede justitie te bepalen beslissing te nemen.
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de vader een groot aandeel heeft in de zorg en opvoeding van de kinderen, alsook dat er sprake is van een grote wederzijdse betrokkenheid tussen de vader en de kinderen. De moeder maakt zich zorgen over het contact tussen de vader en de kinderen. De school deelt deze zorgen en heeft schoolmaatschappelijk werk ingeschakeld. De moeder heeft altijd het grootste aandeel in de zorg voor de kinderen gehad en heeft dat nog steeds.
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld is er buiten de zorgregeling geen sprake van contact tussen de vader en de kinderen. De man is niet langer trainer van het voetbalelftal van [zoon] en heeft nauwelijks wedstrijden van [dochter] bekeken. De kinderen kunnen in [plaats 2] bij een club gaan voetballen.
De rechtbank heeft voorts ten onrechte geoordeeld dat bij een verhuizing de rol van de vader als vader wezenlijk zal veranderen. De vader levert geen zorg in qua duur. In het voorstel van de moeder kan de vader veel meer ‘quality time’ met de kinderen doorbrengen. De moeder is van mening dat voldoende gewaarborgd is dat de inhoud en de frequentie van het contact tussen de vader en de kinderen in aanvaardbare mate in stand zullen blijven. Bovendien komt, gelet op de moderne communicatiemiddelen, aan de factoren tijd en afstand een minder doorslaggevende rol toe dan voorheen.
De door de moeder voorgestelde regeling biedt voldoende compensatie voor de vader. De moeder wil de extra omgangskosten (grotendeels) voor haar rekening nemen door de kinderen (grotendeels) zelf te halen en te brengen en door het aanbieden van meer contacttijd tijdens de vakanties.
De rechtbank heeft ook ten onrechte geoordeeld dat door de afstand de uitoefening van het gezamenlijk gezag in de praktijk bemoeilijkt zal worden. De communicatie tussen partijen verloopt redelijk goed.
De rechtbank heeft verder ten onrechte geoordeeld dat het belang van de kinderen bij een ongestoord contact met de vader groter is dan het belang van de moeder om naar [plaats 1] te verhuizen. De moeder heeft een weloverwogen en noodzakelijke beslissing genomen om te verhuizen. Ook de kinderen hebben tegenover de moeder aangegeven dat zij graag willen verhuizen. De kinderen zijn flexibel genoeg om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Het is bovendien in het belang van de kinderen om zoveel mogelijk de verblijfplaats van de hoofdverzorgende ouder, in dit geval de moeder, te volgen.
Tot slot heeft de rechtbank ten onrechte het subsidiaire verzoek van de moeder om een raadsonderzoek afgewezen. De kinderen zouden ook door het hof kunnen worden gehoord of er zou een bijzondere curator kunnen worden benoemd.
3.7.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan. Hij heeft een uitstekend contact met de kinderen en wil betrokken blijven bij het dagelijkse leven van de kinderen op school en gedurende hun vrije tijd. De vader heeft altijd een belangrijk deel van de verzorging van de kinderen voor zijn rekening genomen. Er zijn wel degelijk contacten tussen de vader en de kinderen buiten de zorgregeling om. De vader is en blijft zeer betrokken bij het sporten van de kinderen. De vader betwist de noodzaak van de verhuizing. De heer [partner van de moeder] zou ook naar [plaats 3] kunnen verhuizen. Ook is er volgens de vader geen sprake van een weloverwogen beslissing om te verhuizen.
Anders dan de moeder is de vader van mening dat door de verhuizing zijn rol als vader wezenlijk zal veranderen. Contact met de kinderen gedurende het weekend en de vakanties kan niet worden vergeleken met de zorgtaken die de vader thans vervult. De door de moeder geboden compensatie is onvoldoende. Verder zal door de verhuizing de uitoefening van het ouderlijk gezag in de praktijk wel degelijk moeilijker worden.
De vader is voorts van mening dat de moeder de kinderen teveel betrekt bij het geschil tussen partijen over de verhuizing.
Er is volgens de vader geen reden voor een raadsonderzoek. Ook het horen van de kinderen moet worden vermeden, omdat dit teveel druk op hen legt.
3.8.
De raad heeft ter zitting verklaard dat een verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats 1] risicovol is voor de band tussen de vader en de kinderen, temeer nu de moeder zich in de stukken diskwalificerend uitlaat over de vader.
De raad is bereid onderzoek te doen, met name naar de opvoedsituatie van de kinderen.
3.9.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Hoewel het belang van de kinderen een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, kunnen andere belangen ertoe leiden dat deze zwaarder dienen te wegen dan het belang van de kinderen. Het gaat onder meer om: het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten, de (on)mogelijkheid om op een andere wijze aan dat belang tegemoet te komen, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen te verzachten en/of te compenseren, de leeftijd van de kinderen, de te overbruggen afstanden en de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg.
3.9.1.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het verzoek van de moeder dient te worden afgewezen. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe. Partijen zijn in het convenant annex ouderschapsplan een co-ouderschapsregeling ten aanzien van de kinderen overeengekomen. Tussen partijen is niet in geschil dat door of bij een verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats 1] de zorgregeling zoals partijen die hadden afgesproken niet langer kan worden nagekomen. In dat geval ontstaat er een andere situatie, die om nieuwe afspraken vraagt. Partijen hebben geen nieuwe afspraken gemaakt (ook niet voor het geval dat toestemming tot verhuizing wordt gegeven). Beide partijen hebben in het niet tot stand komen van nieuwe afspraken een aandeel. Zo heeft de vader geweigerd in mediation te gaan, reeds op basis van de wens van de moeder om met de kinderen te gaan verhuizen. De moeder heeft een aantal zaken rondom de verhuizing geregeld (schoolkeuze, sportclub), waarbij zij de kinderen - en niet de vader - heeft betrokken terwijl zij op grond van het gezamenlijke gezag de vader wel daarbij had moeten betrekken.
Alles overwegende komt het hof tot het oordeel dat een verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats 1] niet in het belang van de kinderen is te achten. Er bestaat een aanmerkelijk risico dat de kinderen bij een verhuizing naar [plaats 1] het contact met de vader zullen gaan verliezen (hetgeen de vader ook vreest), gelet op hetgeen de moeder over de verhouding tussen de vader en de kinderen beschrijft. De belangen van de moeder bij de verhuizing, zoals die door haar naar voren zijn gebracht, acht het hof onder de gegeven omstandigheden ondergeschikt aan de belangen van de kinderen bij het behoud van een (goede) relatie met hun beider ouders. Nu vast staat dat de moeder bij een afwijzende beslissing op haar verzoek (voorlopig) in [plaats 3] blijft wonen, staat daarmede ook vast dat in deze situatie de band tussen de kinderen en de beide ouders in stand zal blijven.
Evenals de rechtbank ziet het hof geen aanleiding voor een raadsonderzoek. Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het hof ziet evenmin aanleiding voor de benoeming van een bijzondere curator of voor het horen van de kinderen.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de beschikking waarvan beroep zal bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 26 februari 2014;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en A.J.F. Manders en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2015.