ECLI:NL:GHSHE:2015:2493

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
HD 200.158.712_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Appartementsrecht; naleving van veroordeling tot verwijdering van zaken uit gemeenschappelijke ruimte door appartementseigenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex tegen Doleen Beheer B.V. De VvE had Doleen eerder in kort geding veroordeeld tot het ontruimen van een kelderruimte die volgens de VvE tot de gemeenschappelijke gedeelten behoort. Doleen had echter niet voldaan aan deze veroordeling, wat leidde tot een conflict tussen partijen. De VvE vorderde in hoger beroep dat Doleen alsnog zou voldoen aan de eerdere veroordeling en de kelder ontruimen. Het hof oordeelde dat Doleen gedeeltelijk had voldaan aan de eerdere veroordeling, maar dat er nog enkele zaken, zoals een losgekoppeld urinoir en een radiator, verwijderd moesten worden. Het hof stelde een termijn van acht weken voor de verwijdering en legde een dwangsom op voor het geval Doleen hier niet aan zou voldoen. De VvE werd in de proceskosten veroordeeld, aangezien zij grotendeels in het ongelijk was gesteld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van appartementseigenaren ten aanzien van gemeenschappelijke ruimtes en de handhaving van besluiten van de VvE.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.158.712/01
arrest van 7 juli 2015
in de zaak van
Vereniging van Eigenaren Appartementen [straatnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als de VvE,
advocaat: mr. R.P.M. de Laat te Utrecht,
tegen
Doleen Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Doleen,
advocaat: mr. R.R.E. Nobus te Terneuzen,
op het bij exploot van dagvaarding van 30 september 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 9 september 2014, gewezen tussen de VvE als eiseres en Doleen als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer. C/02/284657/KG ZA 14-462)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met zes grieven en twee producties;
  • de memorie van antwoord met twee producties;
  • het pleidooi, waarbij de VvE pleitnotities heeft overgelegd;
  • de bij bericht van 24 juni 2015 door de VvE en bij bericht van 9 juni door Doleen toegezonden producties, die bij pleidooi in het geding zijn gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
Doleen is eigenaar van een appartementsrecht, dat deel uitmaakt van het appartementencomplex [straatnaam] te [plaats], waarvan de VvE de vereniging van eigenaren is.
3.1.2.
Het appartement van Doleen is een commerciële ruimte op de begane grond van het appartementencomplex en is in gebruik bij De Dobbelaere Makelaars B.V. Doleen is enig aandeelhouder en bestuurder van De Dobbelaere Makelaars B.V.
3.1.3.
Onder het appartement van Doleen ligt een kelder. Sinds 2004 maakt De Dobbelaere Makelaars B.V. gebruik van de kelder. Over het gebruik van de kelder is binnen de VvE een conflict ontstaan tussen met name Doleen en de VvE.
3.1.4.
Op 2 november 2009 is een algemene ledenvergadering van de VvE gehouden. Deze vergadering is voortgezet op 23 november 2009, waarbij onder meer het volgende is besloten:
“a. de gemeenschappelijke kelder mag niet meer worden gebruikt door De Dobbelaere, Leenhouts of hun B.V. of B.V.’s en moet voor 15 november 2009 worden ontruimd, (…)”
3.1.5.
Doleen heeft de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen (onder meer) verzocht om dit besluit nietig te verklaren dan wel te vernietigen (artikel 5:130 BW). Bij beschikking van de kantonrechter van 21 juli 2010 is dit verzoek afgewezen.
3.1.6.
Tegen de beschikking is geen rechtsmiddel aangewend.
3.1.7.
Vervolgens heeft de VvE Doleen gesommeerd om binnen een redelijke termijn (onder meer) dit besluit na te leven. Doleen heeft hier destijds niet aan voldaan.
3.1.8.
Bij vonnis in kort geding van 8 maart 2011 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg Doleen veroordeeld (onder meer) tot het ontruimen van de kelderruimte en deze ontruimd te houden op straffe van dwangsommen. Bij arrest van 12 juni 2012 heeft dit gerechtshof deze uitspraak bekrachtigd.
3.1.9.
In een algemene ledenvergadering van de VVE van 19 september 2012 is -voor zover hier relevant- het volgende besluit genomen:
“Besluit 1
De vergadering stelt vast dat rechtens is bepaald, dat de door Doleen Beheer B.V. in gebruik genomen kelder onder het appartementsrecht commerciële ruimte niet tot dat appartementsrecht behoort, maar tot de gemeenschappelijke gedeelten behoort. De kelder dient door Doleen Beheer B.V. en de haren en haar rechtsopvolgers te worden ontruimd en het gebruik ervan dient te worden gestaakt en gestaakt te blijven. Tevens dient Doleen Beheer B.V. voor eigen rekening en risico alle daarin aangebrachte voorzieningen ongedaan te maken, onder meer bestaande uit het verwijderen van het daarin aangebrachte toilet, keuken en (verwarmings-)installatie, het verwijderen van de trap en voorts alle in de kelder door Doleen Beheer B.V. aangebrachte voorzieningen, vloer en wandafwerking, binnenmuren, het aanhelen van de vloer ter plaatse van alle doorgangen naar de kelder, onder meer voor kabels en leidingen en het trapgat. Doleen Beheer B.V. dient deze werkzaamheden ononderbroken voort te zetten en binnen drie maanden na de datum van dit besluit af te ronden en ter goedkeuring aan het bestuur te tonen, zodat het bestuur namens de VvE op afdoende wijze kan vaststellen, dat onomkeerbaar aan dit besluit is voldaan. (…)”
3.1.10.
Bij beschikking van 6 februari 2013 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Terneuzen, het verzoek van Doleen tot (onder meer) vernietiging van dit besluit afgewezen.
3.1.11
Op het door Doleen tegen deze uitspraak ingesteld hoger beroep heeft dit hof bij inmiddels onherroepelijke beschikking van 3 oktober 2013 in het dictum als volgt beslist:
“vernietigt de beschikking waarvan beroep gedeeltelijk;
en in zoverre opnieuw rechtdoende,
vernietigt besluit 1 uitsluitend voorzover daarin is bepaald dat Doleen dient te verwijderen de vloer- en wandafwerking en binnenmuren en de vloer ter plaatse van alle doorgangen naar de kelder dient aan te helen;
bekrachtigt de beschikking voor het overige;
(…)”.
3.1.12
Het hof heeft daartoe in de beschikking onder meer het volgende overwogen:
“3.19. (…) Wel is het hof van oordeel dat besluit 1 gedeeltelijk dient te worden vernietigd, te weten voor zover daarin is beslist dat Doleen ook de vloer- en wandafwerking en binnenmuren dient te verwijderen en de vloer ter plaatse van alle doorgangen naar de kelder dient aan te helen. Het hof is van oordeel dat besluit 1 in zoverre gelet op de door Doleen te maken kosten, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voldoende voor het door de VvE beoogde handhavend optreden van de VvE is het weghalen van de trap, het toilet, de keuken en de verwarmingsinstallatie.”
3.2.
In de onderhavige procedure vorderde de VvE in eerste aanleg Doleen te veroordelen om binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis, conform besluit 1, de kelder te ontruimen en ontruimd te houden en het gebruik ervan te staken en gestaakt te houden, alsmede voor eigen rekening en risico alle daarin aangebrachte voorzieningen ongedaan te maken en te houden, onder meer bestaande uit het verwijderen van het daarin aangebrachte toilet en urinoir met bijbehorende installaties waaronder de afvoer en stortbakken,
(verwarmings-)installaties, vuilwaterpomp, het volledig verwijderen van de trap en de traptreden en voorts alle in de kelder door Doleen aangebrachte voorzieningen, met uitsluiting van de vloer- en wandafwerking, de binnenmuren en de vloer ter plaatse van alle doorgangen naar de kelder, een en ander binnen vier weken na betekening van dit vonnis ter goedkeuring aan het bestuur te tonen, zodat het bestuur namens de VvE op afdoende wijze kan vaststellen dat onomkeerbaar aan het besluit is voldaan, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, met machtiging van de VvE om, desnoods met behulp van politie en justitie, de kelder te betreden teneinde inspectie uit te voeren op de naleving van dit vonnis, met veroordeling van Doleen in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen, en vermeerderd met de wettelijke rente over de kosten.
3.2.1.
In hoger beroep heeft de VvE haar eis ten aanzien van de door Doleen in de kelder aangebrachte en ongedaan te maken en te houden voorzieningen als volgt nader gespecificeerd: “onder meer bestaande uit alle voorzieningen zoals vermeld op het overzicht welke als productie 14 (het hof leest: productie 3) aan deze memorie van grieven is aangehecht, voor zover achter die voorzieningen in kolom 4 “
Ja” is vermeld.
Voor het overige is de eis in hoger beroep niet gewijzigd. Bij pleidooi is de eis verminderd in die zin dat geen verwijdering meer wordt gevorderd van de in productie 3 vermelde deur van het toilet.
3.2.2.
Aan haar vordering heeft de VvE, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Besluit 1 is met inachtneming van de gedeeltelijke vernietiging van dit besluit door het hof bij beschikking van 3 oktober 2013, onherroepelijk vastgesteld. Dit betekent onder meer dat vaststaat dat de kelder behoort tot de gemeenschappelijke gedeelten en derhalve niet tot het privégedeelte van Doleen, dat de kelder door Doleen geheel ontruimd dient (gehouden) te worden en het gebruik ervan gestaakt dient te worden en te blijven, alsmede dat Doleen alle in de kelder aangebrachte voorzieningen dient te verwijderen. Doleen is echter niet overgegaan tot correcte en tijdige naleving van besluit 1 en bovendien blijkt uit de houding van Doleen geenszins dat correcte naleving op korte termijn vrijwillig zal plaatsvinden. Tijdens de inspectie op 18 juni 2014 is geconstateerd dat in de kelder - in strijd met besluit 1 zoals dit na de gedeeltelijke vernietiging bij de beschikking van 3 oktober 2013 luidt - niet zijn verwijderd: kabels en leidingen (toe- en afvoeren), stortbakken en afvoeren van het toilet en urinoir, lichtarmaturen, een losgekoppelde en twee aangesloten radiatoren, een kast met deuren, een pompinstallatie, (genummerde) traptreden en een brandkast. Uit het verslag en de foto’s van de inspectie blijkt dat Doleen in korte tijd de gemeenschappelijke kelder wederom ten onrechte kan betrekken bij haar privégedeelte en als zodanig opnieuw in gebruik kan nemen. Uit niets blijkt dat Doleen ook werkelijk voornemens is (geweest) om de besluiten van de VvE volledig na te leven.
Volgens de VvE is volledige en deugdelijke naleving van besluit 1 noodzakelijk ter voorkoming van - opnieuw - ingebruikneming van de kelder door Doleen.
3.2.3.
Doleen heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.
In het bestreden vonnis van 9 september 2014 heeft voorzieningenrechter de vordering van VvE afgewezen. Daartoe heeft de voorzieningenrechter onder meer het volgende overwogen:
“Partijen verschillen van mening over de vraag of Doleen al dan niet geacht kan worden te hebben voldaan aan besluit 1, zoals dat thans, na de gedeeltelijke vernietiging daarvan door het hof bij beschikking van 3 oktober 2013, luidt. Het gaat daarbij met name om de vraag of Doleen door het treffen van de maatregelen zoals zij thans heeft gedaan, uitvoering heeft gegeven aan de beschikking van het hof.
Het hof heeft onder meer bepaald dat besluit 1 gedeeltelijk dient te worden vernietigd, te weten voor zover daarin is beslist dat Doleen ook de vloer- en wandafwerking en binnenmuren dient te verwijderen en de vloer ter plaatse van alle doorgangen naar de kelder dient aan te helen. De gedachte hierachter is volgens het hof dat deze maatregelen, gelet op de door Doleen te maken kosten, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Het hof heeft daarbij overwogen dat voor het door de VvE beoogde handhavend optreden van de VvE voldoende is dat de trap, het toilet, de keuken en de verwarmingsinstallatie worden weggehaald. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet deze laatste overweging van het hof zo worden uitgelegd dat deze betrekking heeft op de algemene zinsnede in besluit 1 “Tevens dient Doleen Beheer B.V. voor eigen rekening en risico alle daarin aangebrachte voorzieningen ongedaan te maken”. Om te voldoen aan deze zinsnede in besluit 1 is - naar de interpretatie van de voorzieningenrechter - volgens het hof voldoende dat de trap, het toilet, de keuken en de verwarmingsinstallatie worden weggehaald, gelet op het belang van de VvE, namelijk het handhavend optreden.
Uit de overgelegde producties en de film zoals die ter zitting is getoond, is voldoende aannemelijk geworden dat de trap, het toilet, het urinoir, de keuken en de verwarmingsinstallatie door Doleen zijn weggehaald.
Indachtig de overweging van het hof, namelijk dat de overige maatregelen gelet op de door Doleen te maken kosten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, kan van Doleen niet worden gevergd dat zij de door de VvE nader gewenste werkzaamheden verricht.
(…)
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de maatregelen die Doleen thans heeft getroffen voldoende zijn om het door de VvE beoogde handhavend optreden van de VvE te waarborgen. De stelling van de VvE dat Doleen in korte tijd weer gebruik kan maken van de betreffende voorzieningen is, als dit al zo zou zijn, geen toetsingscriterium dat bij de uitleg van het arrest van het hof moet worden toegepast.”
3.4.
De VvE heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd. De VvE heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar in hoger beroep nader gespecificeerde vordering.
Spoedeisend belang
3.5.
Bij de beantwoording van de vraag of een in kort geding gevorderde voorziening, hetzij na toewijzing hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt dient, zo nodig ambtshalve, te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft (HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437 en HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4553).
3.6.
Nu de VvE zich beroept op inbreuk van haar eigendomsrecht door Doleen (in weerwil van een onherroepelijke rechterlijke beslissing), heeft de VvE voldoende spoedeisend belang bij haar vordering gesteld.
Beoordeling van de grieven
3.7.
Met de grieven I, II en III voert de VvE aan dat de voorzieningenrechter onvoldoende en onvolledig de vaststaande feiten heeft weergegeven.
Het hof heeft de feiten hiervoor opnieuw vastgesteld, zodat de VvE bij deze grieven geen belang meer heeft. Feiten waarop de VvE zich beroept en die nog niet zijn vermeld komen, voor zover relevant, hierna bij de verdere beoordeling nader aan de orde.
3.8.1.
Met grief IV komt de VvE in de kern op tegen de uitleg in het bestreden vonnis van de beschikking van het hof van 3 oktober 2010. Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter, aldus de VvE, overwogen dat -naar zijn interpretatie- volgens het hof voldoende is dat de trap, het toilet, de keuken en de verwarmingsinstallatie door Doleen moeten worden weggehaald.
De VvE voert daartoe aan dat het hof besluit 1 uitsluitend heeft vernietigd “
voorzover daarin is bepaald dat Doleen dient te verwijderen de vloer- en wandafwerking en binnenmuren en de vloer ter plaatse van alle doorgangen naar de kelder dient aan te helen”.
3.8.2.
Het hof overweegt als volgt. Partijen twisten over de vraag of Doleen heeft voldaan aan haar verplichtingen, zoals die voortvloeien uit besluit 1 zoals dat geldt na de gedeeltelijke vernietiging daarvan bij de beschikking van 3 oktober 2010. Daarbij is allereerst de uitleg van die beschikking aan de orde.
Het hof stelt voorop dat bij de uitleg van een rechterlijke beslissing als maatstaf heeft te gelden de bewoordingen van de beslissing in het licht van de hele tekst en het stelsel van de uitspraak. In dat kader is het volgende van belang.
In r.o. 3.19 heeft het hof zijn beslissing tot gedeeltelijke vernietiging van besluit 1 als volgt gemotiveerd en toegelicht:
“Wel is het hof van oordeel dat besluit 1 gedeeltelijk dient te worden vernietigd, te weten voor zover daarin is beslist dat Doleen ook de vloer- en wandafwerking en binnenmuren dient te verwijderen en de vloer ter plaatse van alle doorgangen naar de kelder dient aan te helen. Het hof is van oordeel dat besluit 1 in zoverre gelet op de door Doleen te maken kosten, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voldoende voor het door de VvE beoogde handhavend optreden van de VvE is het weghalen van de trap, het toilet, de keuken en de verwarmingsinstallatie.”
3.8.3.
Uit met name de in de laatste zin van die overweging gegeven toelichting blijkt naar het voorlopig oordeel van het hof dat het hof met de beschikking beoogde (“voldoende vond”) dat Doleen de trap, het toilet, de keuken en de verwarmingsinstallatie diende weg te halen. Dat de letterlijke tekst van besluit 1 met inachtneming van de gedeeltelijke vernietiging iets ruimer is, dwingt voorshands niet tot een andere uitleg. De stelling van VvE dat bij een verschil in uitleg tussen het dictum en de daaraan ten grondslag liggende motivering, de letterlijke tekst van het dictum dient te prevaleren, kan in zijn algemeenheid niet als juist worden aanvaard. Zeker niet in deze zaak, waarin het dictum leidt tot een niet gemakkelijk te lezen bekrachtigd deel van besluit 1 en in de motivering van de beslissing duidelijk is aangegeven welke rechtsgevolgen het hof wel heeft beoogd met zijn gedeeltelijke vernietiging van dat besluit 1.
3.8.4.
Het vorenstaande leidt ertoe dat Grief IV in zoverre faalt en dat vervolgens moet worden beoordeeld of Doleen, naar het voorshands oordeel van het hof, heeft voldaan aan haar verplichting tot het weghalen van de trap, het toilet, de keuken en de verwarmingsinstallatie. Daarop zien ook de grieven IV en V
Is de trap verwijderd/weggehaald?
3.9.1.
De VvE heeft aangevoerd dat enkel traptreden zijn verwijderd en niet de muurdelen waarop de traptreden steunen. Uit de overgelegde foto’s en (op een USB-stick opgeslagen en ter zitting getoonde) video-opname blijkt genoegzaam dat de trap gesloopt, weggehaald en verwijderd is. Dat er in de muren aan weerszijden van de plaats waar de trap zich bevond nog stenen uitsparingen zijn, doet naar het voorlopig oordeel van het hof niet af aan het feit dat de trap verwijderd is in de zin van de beschikking van 3 oktober 2013. Ook enige trapleuning is niet aanwezig.
Is de keuken weggehaald?
3.9.2.
Uit de overgelegde foto’s en video-opname blijkt dat er geen keuken meer aanwezig is. Dat zich in of tegen de muur nog enkele leidingen of kabels bevinden, doet naar het voorshands oordeel van het hof niet af aan die conclusie.
Is het toilet weggehaald?
3.9.3.
Uit de overgelegde foto’s en video-opname blijkt dat de toiletpot verwijderd is; er resteert nog een achterwand met volgens de VvE een stortbak. Naar het voorlopig oordeel van het hof is met het loskoppelen en volledig verwijderen van de toiletpot (en, naar bij gelegenheid van het pleidooi door de VvE niet langer is betwist: ook de deur van het voormalige toilet) voldaan aan de veroordeling tot verwijdering van het toilet. Daar komt bij dat volgens de beschikking van 3 oktober 2013 niet van Doleen kan worden gevergd de vloer- en wandafwerking en binnenmuren te verwijderen. Doleen heeft gesteld dat de stortbak en verdere leidingen van het voormalig toilet geheel in de muur zijn verwerkt. Het tegendeel daarvan is in het bestek van dit kort geding niet komen vast te staan. Bij deze stand van zaken is er naar het voorshands oordeel van het hof geen grond aanwezig om Doleen thans tot het verrichten van verdergaande werkzaamheden (het slopen van leidingen en de stortbak uit de muren) te veroordelen.
3.9.4.
Daarnaast was ook sprake van een hangend urinoir. Het urinoir is losgekoppeld. Bij pleidooi is gebleken dat het urinoir nog los in de kelder ligt. In zoverre is niet voldaan aan de verplichting tot het verwijderen van het toilet. De vordering van de VvE tot het verwijderen van de losgekoppelde urinoir is toewijsbaar.
Is de verwarmingsinstallatie weggehaald
3.9.5.
Uit de foto’s en video-opname blijkt dat zich in de kelder geen verwarmingsinstallatie bevindt. Doleen heeft bij pleidooi uiteengezet dat zij haar appartement thans, anders dan voorheen, niet met gas maar elektrisch verwarmt en dat de (nieuwe) verwarmingsinstallatie zich niet in de kelder maar in het appartement op de begane grond bevindt. De VvE heeft dat bij gelegenheid van het pleidooi niet betwist en uit het door de VvE overgelegde proces-verbaal van opname van de situatie in de kelder van 23 juni 2015 blijkt niet dat in de kelder nog een verwarmingsinstallatie aanwezig is.
3.9.6.
Voor wat betreft de losgekoppelde radiator die volgens het zojuist genoemde proces-verbaal in de kelder op de vloer staat, geldt hetzelfde als voor het zojuist genoemde losgekoppelde toilet: deze dient uit de kelder verwijderd te worden. In besluit 1 ligt immers besloten dat Doleen de kelder diende te ontruimen, dat wil zeggen losse roerende zaken van haar uit de kelder diende te verwijderen. In zoverre is besluit 1 niet aangetast door de beschikking van het hof van 3 oktober 2015. Voor de (andere) radiator die nog aan de muur hangt, geldt dit niet. Dat is geen losse roerende zaak. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft de VvE thans onvoldoende belang om verwijdering van die radiator te vorderen.
Conclusie en verder afwikkeling
3.10.1.
Dat er nog andere losse roerende zaken van Doleen in de kelder aanwezig zijn die zij uit die kelder moet verwijderen, is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan. Het hof overweegt in dat verband meer in het bijzonder dat Doleen heeft gesteld dat de kluis, die genoemd is in het proces-verbaal van 23 juni 2015, niet door haar is geplaatst maar al in de kelder aanwezig was en voorheen door de belastingdienst werd gebruikt, terwijl Doleen ook geen gebruik kan maken van deze kluis omdat zij daarvan geen sleutel of toegangscode heeft. Dat deze stellingen onjuist zijn is binnen het bestek van dit kort geding niet komen vast te staan.
3.10.2.
Bij verwijdering van de vuilwaterpomp heeft de VvE naar het voorlopig oordeel van het hof onvoldoende spoedeisend belang. Naar het oordeel van het hof heeft Doleen genoegzaam aannemelijk gemaakt dat met de aanwezigheid van die pomp het belang van de gezamenlijke appartementseigenaren wordt gediend, door schade door optrekkend vocht te voorkomen. Dit nog daargelaten het feit dat de beschikking van het hof van 3 oktober 2013 naar het voorlopig oordeel van het hof niet tot verwijdering van de vuilwaterpomp noopt.
3.10.3.
Tot slot overweegt het hof dat zowel uit de foto’s als uit de video-opname blijkt dat sprake is geweest van een zodanige sloop van de keuken, de trap, het toilet, inclusief urinoir dat het illusoir is om te veronderstellen dat de kelder op korte termijn en met weinig werkzaamheden weer kan worden hersteld in de staat waarin hij zich bevond. Naar het voorshands oordeel van het hof kan bij de VvE in redelijkheid niet de vrees bestaan dat Doleen de kelder wederom onrechtmatig in gebruik zal nemen.
3.10.4.
De slotsom is dat de vordering van de VvE enkel wordt toegewezen voor wat betreft de verwijdering van de los in de kelder staande radiator en het in de kelder aanwezige losse urinoir. Enkel in zoverre zal het bestreden vonnis worden vernietigd. Het hof zal de gevorderde dwangsom, mede in verband met het beperkt karakter van deze veroordeling, matigen als na te melden.
3.10.5.
Doleen wordt tevens veroordeeld om de VvE in de gelegenheid te stellen om in de kelder vast te stellen of het urinoir en de losstaande radiator zijn verwijderd. In verband met de aanstaande vakantieperiode, zal het hof aan de veroordeling tot verwijdering en de tussen partijen te maken afspraak in verband met de vaststelling of aan de uitspraak is voldaan een termijn van 8 weken verbinden
3.10.6.
Gelet op het voorgaande is de VvE naar het oordeel van het hof de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Het hof zal het bestreden vonnis daarom bekrachtigen, voor zover de VvE bij dat vonnis in de kosten van het geding in eerste aanleg is veroordeeld.
3.11
De VvE zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van Doleen.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover daarbij is afgewezen de vordering van de VvE tot het verwijderen van het in de kelder liggende losgekoppelde urinoir en de in de kelder staande losgekoppelde radiator en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Doleen tot het:
- verwijderen van het nog in de kelder aanwezige losgekoppelde urinoir en de nog in de kelder aanwezige losgekoppelde radiator binnen 8 weken na betekening van dit arrest;
- in de gelegenheid stellen van de VvE binnen 8 weken na betekening van dit arrest om in de kelder vast te stellen of het urinoir en de losstaande radiator zijn verwijderd,
beide op straffe van een dwangsom van € 50,-- voor iedere dag dat Doleen nadien hiermee in gebreke blijft, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 500,--;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt de VvE in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van Doleen tot op heden vastgesteld op € 704,-- aan griffierecht en € 2.682,-- aan salaris advocaat;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, P.P.M. Rousseau en M.W.M. Souren en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juli 2015.
griffier rolraadsheer