Wat betreft de werkzaamheden voor [bedrijf 3] overweegt het Hof als volgt. Het Hof aanvaardt als regel, dat, tenzij anders tussen werkgever en werknemer overeengekomen, het toegekende salaris betrekking heeft op alle in het kader van de dienstbetrekking overeengekomen werkzaamheden. Hierbij verdient opmerking, dat niet alle werkzaamheden die een werknemer in verband met zijn dienstbetrekking verricht - ook niet die welke nuttig of noodzakelijk zijn - als "overeengekomen" werkzaamheden kunnen worden aangemerkt. Werkzaamheden die louter ondersteunend of ondergeschikt aan de hoofdtaak zijn en die buiten de contractueel overeengekomen arbeidsuren worden verricht, zullen, behoudens andersluidende afspraken, in het algemeen niet tot de werkzaamheden behoren waarvoor het loon wordt toegekend. Dit soort werkzaamheden worden, zoals dat heet, verricht in "de eigen tijd" van de werknemer.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij slechts 80 dagen arbeid in Nederland heeft verricht en heeft daarbij verwezen naar de door hem bij [bedrijf 3] ingediende kostendeclaraties voor zakenreizen. De Inspecteur heeft de betrouwbaarheid van de overgelegde kostendeclaraties ter discussie gesteld. Hij heeft daarbij verwezen naar het Rapport inlenersbezoek dat is ingesteld bij [bedrijf 2] NV. Voorts heeft hij gewezen op twee weekenddagen, waarop een reis naar [naam] Bank te [plaats 3] zou zijn gemaakt, waarbij de Inspecteur opmerkt dat in de weekenden de bank gesloten is. Ook heeft de Inspecteur verwezen naar een brief van de Sociale Verzekeringsbank van 10 mei 2010, waaruit volgt dat belanghebbende in België niet is ingeschreven als verzekerde werknemer en dat de inschrijving als zelfstandige in België is afgewezen. Daarnaast heeft [bedrijf 3] zich in Nederland gemeld als inhoudingsplichtige en heeft over het door belanghebbende genoten loon loonheffing ingehouden en afgedragen.
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden is het Hof van oordeel dat belanghebbende, gelet op de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 15, paragraaf 2, van het Belastingverdrag. De overgelegde kostendeclaratie is daarvoor te summier en strookt niet met hetgeen van de zijde van [bedrijf 2] NV naar voren is gebracht over het project, waar binnen belanghebbende werkte, met name niet voor wat betreft de opstartfase van dit project en het veelvuldig aanwezig zijn op besprekingen bij [bedrijf 4] te [plaats 2] . Het had op de weg van belanghebbende gelegen, gelet op de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, om nader bewijs in te brengen bijvoorbeeld in de vorm van verklaringen van [bedrijf 4] betreffende het vorenstaande.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat een deel van de werkzaamheden in België is verricht en dat het hierbij gaat om “overeengekomen werkzaamheden” als hiervóór bedoeld. Het Hof stelt vast dat in het Rapport van het bij [bedrijf 2] NV door de Belastingdienst ingestelde inlenersbezoek wordt opgemerkt, dat belanghebbende in 2008 en 2009 ook regelmatig van huis uit werkte en in 2010 hoofdzakelijk van huis uit heeft gewerkt, omdat belanghebbende met programmeren bezig was. Het Hof acht daarom aannemelijk dat belanghebbende inderdaad een deel van zijn werkzaamheden vanuit huis heeft verricht en dat de mate daarvan in de loop van het project is toegenomen. De exacte omvang daarvan staat echter niet vast. Zoals hiervóór reeds is overwogen, acht het Hof de overgelegde kostendeclaratie ter zake van reizen onvoldoende als bewijs. Aangezien beide partijen over het exacte aantal dagen dat thuis is gewerkt overigens geen nadere gegevens hebben verstrekt, zal het Hof dat aantal in goede justitie vaststellen. Het Hof stelt dit aantal vast op 46 dagen, uitgaande van 46 werkweken en – mede gelet op de opstartfase van het project – één thuiswerkdag gemiddeld per week. Het Hof is voorts van oordeel dat het hierbij gaat om “overeengekomen werkzaamheden” als hiervóór bedoeld.