In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie. De man, appellant, heeft verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 april 2014 te vernietigen, waarin zijn alimentatieverplichting voor de minderjarige kinderen was vastgesteld op € 127,40 per kind per maand. De man stelde dat zijn financiële situatie was verslechterd en dat hij slechts € 50,-- per maand kon betalen. De vrouw, verweerster, heeft de verzoeken van de man betwist en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2014 heeft het hof kennisgenomen van de financiële gegevens van beide partijen. De man heeft onvoldoende bewijs geleverd van zijn lagere draagkracht, en het hof heeft vastgesteld dat hij niet alle benodigde financiële gegevens heeft overgelegd. De man heeft verklaard dat hij recentelijk is ontslagen en dat zijn onderneming niet de verwachte inkomsten genereert. Het hof heeft geconcludeerd dat de man in staat is om het door de rechtbank in aanmerking genomen inkomen van € 38.534,-- per jaar te genereren, gezien zijn eerdere winsten uit een gezamenlijke onderneming met de vrouw.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de alimentatieverplichting van de man voor de kinderen is vastgesteld op € 127,40 per kind per maand. Het hof heeft geoordeeld dat de man onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zijn verdiencapaciteit te benutten en dat er geen gronden zijn om af te wijken van de eerdere beslissing van de rechtbank.