Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Timmerbedrijf [Timmerbedrijf] & Zn B.V.,
1.Houthandel [Houthandel] V.O.F.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/179583/HAZA 13-163)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- het pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;
3.De beoordeling
“(..) Na bouwvak vakantie hebben we beide intentie om openstaand bedrag niet verder te laten oplopen. Eiken tbv plinten die besteld zijn heb je meteen bij bestelling overgemaakt (…) Nadien nog verschillende materialen geleverd: (…) Totaal € 4938,71. Gelieve bovenstaand bedrag, of natuurlijk ongeveer zelfde bedrag van oudere openstaande rekeningen z.s.m. te voldoen. (…) ”
“Bij deze bevestiging van onze afspraken d.d. 03-05-2011 Wij zullen een drietal machines van jouw overnemen, te weten:[(vierzijdige schaafmachine, trappenfrees, bandschuurmachine incl. toebehoren)]
. Overname van de machines zullen verrekend worden met de hieronder bij ons openstaande facturen (…) Totaalbedrag incl. BTW= € 23.626,60. Gelieve ons factuur van machines te sturen ter hoogte van bovenstaand bedrag. Factuur strekt tot verrekening van openstaande schuld. Machines zijn vrij van verpanding (…) Daarnaast zullen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor eind mei 2011 openstaande facturen 2011 voldaan worden. Openstaand bedrag facturen 2011 per 03-05-2011: € 14.062,63 incl. BTW Na bovenstaand resteert openstaand factuurbedrag: € 27.846,84 incl. BTW. Als afgesproken doelstelling om dit openstaand bedrag voor eind 2011 gehalveerd te hebben. (...)”
“(..) Ik kan niet toezeggen dat ik de rest van de openstaande facturen binnen het door jullie gestelde termijn kan voldoen. Mocht deze toezegging wezenlijk onderdeel uitmaken van de verkoop van genoemde machines tegen verrekening van genoemde facturen, kan ik dit voorstel helaas niet accepteren. (..)”
1. verklaring voor recht dat de rechtshandeling tussen [Houthandel] en [Timmerbedrijf] waarbij de inbetalinggeving heeft plaatsgevonden op 4 mei 2011, paulianeus is ex art. 42 Fw;
subsidiair: hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] tot afgifte van de machines en hoofdelijke veroordeling tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat,
meer subsidiair: hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] tot afgifte van voormelde machines,
met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.
‘dat de schuldenaar en degene met of jegens wie hij de rechtshandeling verrichtte, met een redelijke mate van waarschijnlijkheid het faillissement en een tekort daarin hebben kunnen voorzien’. Van benadeling in voormelde zin kan naar haar aard immers alleen sprake zijn in een situatie als die van een faillissement waarin de ten tijde van de faillietverklaring aanwezige activa met inachtneming van de in de faillissementswet daarvoor gegeven regels dienen te worden vereffend. De strekking van art. 42 Fw is erin gelegen dat rechtshandelingen waarmee welbewust wordt bewerkstelligd dat enig goed in strijd met het faillissementsrecht tot verhaal strekt van één specifieke crediteur door de curator ten behoeve van de boedel kunnen worden vernietigd. Het enkele feit dat een crediteur meer dan andere crediteuren alles in het werk stelt om zijn vordering op een debiteur te verhalen is in het algemeen echter niet onbetamelijk, ook niet indien die crediteur dat doet omdat het hem duidelijk is dat het zijn debiteur financieel niet goed gaat. Een dergelijk handelen is pas ontoelaatbaar indien die crediteur behoort te weten dat hij zijn vordering niet meer ten koste van de overige crediteuren mag verhalen ofwel, anders gezegd, indien die crediteur met een redelijke mate van waarschijnlijkheid heeft kunnen en moeten voorzien dat zijn debiteur zou failleren. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank voor de wetenschap van [Houthandel] dan ook de juiste maatstaf gehanteerd. De grieven falen voor zover zij tegen die gehanteerde maatstaf zijn gericht.
4.De uitspraak
Th.C.M. Hendriks-Jansen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 juli 2015.