In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de verdeling van vermogen na echtscheiding. De appellante, een vrouw, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de man, waarbij zij wordt bijgestaan door haar advocaat mr. A.J.M. van Haaren. De man, vertegenwoordigd door mr. W.C.D.E. Wolfhagen, heeft zijn standpunten naar voren gebracht in een memorie na tussenarrest. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 5 augustus 2014, waarin het hof de man de gelegenheid heeft gegeven om bewijs te leveren met betrekking tot een rekening-courantschuld aan [International Beheer] International B.V. en de financiering van de echtelijke woning.
Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat de man moet aantonen dat de rekening-courantschuld het gevolg is van huishoudelijke uitgaven. De vrouw heeft betwist dat zij zich jegens de vennootschap heeft verbonden voor deze schuld. Het hof heeft vastgesteld dat de man, ondanks de gelegenheid die hem is geboden, geen overtuigend bewijs heeft geleverd dat de schuld aan huishoudelijke uitgaven is gerelateerd. Dit leidt tot de conclusie dat de rekening-courantschuld niet als gemeenschappelijke schuld in de vermogensrechtelijke afwikkeling tussen partijen moet worden betrokken.
Daarnaast heeft het hof de man in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren dat hij een bedrag van € 12.705,85 heeft ingebracht voor de afbouw van de echtelijke woning. Het hof heeft de man ook de mogelijkheid geboden om getuigen te horen om zijn stellingen te onderbouwen. De uitspraak van het hof is gedaan op 3 februari 2015, waarbij het hof de verdere procedure heeft geregeld en de zaak naar de rol heeft verwezen voor het horen van getuigen.