Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de man],
[de vrouw],beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/175875/HAZA 12-424)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen [geïntimeerden c.s. ] verleende verstek;
- de memorie van grieven tevens akte houdende vermeerdering van eis (met zeven producties, waaronder het exploot van betekening van de memorie van grieven houdende de vermeerdering van eis);
3.De beoordeling
“(…) Hoe het ook zij, ik constateer dat u thans duidelijk en ondubbelzinnig de toezegging hebt gedaan dat u de klimop uiterlijk op 12 maart a.s. zult (doen) verwijderen. Indien u die toezegging gestand doet, hoeft voor die kwestie inderdaad geen kort geding te worden gevoerd. Wel houdt cliënt u aansprakelijk voor de door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand, aangezien u pas na vele sommaties aan uw verplichtingen gehoor hebt gegeven (…)”De klimop is door [geïntimeerden c.s. ] in maart 2012 verwijderd.
1. te verklaren voor recht dat de strook grond welke zich aan de voorzijde van de woning van de woning van [appellant] bevindt met een lengte van 8,19 meter en een breedte van drie meter (gemeten in een rechte lijn vanaf de voorgevel) en waarop zich de ten processe beschreven parkeerplaats bevindt, behoort tot het kadastraal perceel gelegen aan de [perceel 1] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Margraten, sectie [sectieletter], nr. [sectienummer];
“En weer is het raak. Ik verwijs naar onderstaande e-mail van cliënt en de drie bijgevoegde foto’s. Cliënt en zijn echtgenote zijn enkele dagen van huis geweest en uw cliënten hebben de gelegenheid aangegrepen om wederom hun gang te gaan. Bij thuiskomst moest cliënt met verbijstering constateren dat uw cliënten niet één maar twee auto’s op zijn parkeerplaats op privéterrein hebben geparkeerd, terwijl zij heel wel weten dat dit niet is toegestaan en dat dezerzijds nota bene een rechterlijk verbod wordt nagestreefd. Hetzelfde geldt voor de wingerd, die uw cliënten wederom hebben vernield, en waarbij zij zich wederom onrechtmatig op het perceel van cliënt hebben begeven. Dit kan zo echt niet langer. Het loopt de spuigaten uit. Uw cliënten trekken zich van god noch gebod iets aan en blijven hun gang gaan. (…) Voorts wijs ik erop dat de politie ter plaatse is geweest en dat interventie van die zijde nodig was om uw cliënten ertoe te bewegen de auto’s te verplaatsen. (…)”
4.De uitspraak
C.W.T. Vriezen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 februari 2015.