Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. C/03/181341/HA ZA 13-233)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord met producties.
3.De beoordeling
“Evenals in de PSW, geldt dat aan een verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot uitruil, door de pensioenuitvoerder alleen gehoor
“Met de term aanspraakgerechtigde wordt niet alleen op de deelnemer gedoeld, maar ook op iemand die begunstigde is voor het partnerpensioen of het wezenpensioen. Deze ‘potentiële’ nabestaande heeft echter geen eigen aanspraak, de deelnemer heeft een aanspraak ten behoeve van zijn partner en kinderen. Alleen wanneer er sprake is geweest van een scheiding, verkrijgt de partner op grond van artikel 51[hof: thans 57]
zelf een aanspraak.”( Tweede Kamer, 2005-2006, 30 413, nr. 3, p. 162). In artikel 1 van de Pensioenwet wordt pensioenaanspraak gedefinieerd als het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening. In de Memorie van Toelichting is daarover opgemerkt:
“In dit onderdeel wordt voorgesteld, om net als in de PSW, de term pensioenaanspraak te hanteren voor pensioenen die nog niet zijn ingegaan. Voor deelnemers en gewezen deelnemers geldt derhalve dat zij een aanspraak hebben op pensioen (ouderdoms- of arbeidsongeschiktheidspensioen) of ten behoeve van hun partners en/of kinderen een aanspraak hebben op partnerpensioen of wezenpensioen. In de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement zijn de voorwaarden vermeld waaronder de pensioenaanspraak tot een uitkering leidt.”(Tweede Kamer, 2005-2006, 30 413, nr. 3, p. 171). In de Memorie van Toelichting op artikel 51 (thans 57) van de Pensioenwet is het volgende vermeld:
“De formulering van het tweede, derde en vierde lid, gaat ervan uit dat een deelnemer een aanspraak op partnerpensioen heeft ten behoeve van zijn partner. Met andere woorden, de partner heeft die aanspraak niet zelf. Alleen in geval van scheiding verkrijgt de partner die aanspraak wel zelf. Overigens moet worden opgemerkt dat de partner van de deelnemer wel aanspraakgerechtigde is in de zin van artikel 1.”(Tweede Kamer, 2005-2006, 30 413, nr. 3, p. 213)