ECLI:NL:GHSHE:2015:3494

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
11 september 2015
Zaaknummer
F 200.130.819-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in zorgregeling na echtscheiding met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin een zorgregeling voor de kinderen na de echtscheiding werd vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.M.M. Mikkers, verzocht de beschikking te vernietigen en geen zorgregeling vast te leggen. De vader, vertegenwoordigd door mr. E. Kweens, verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen. De zaak betreft de zorg voor drie minderjarige kinderen, geboren uit het huwelijk van partijen, dat op 28 juni 2003 is gesloten en op 12 oktober 2012 is ontbonden.

Tijdens de mondelinge behandelingen op 22 oktober 2013 en 30 juli 2015 bleek dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk de opvoeding van hun kinderen te regelen. Het hof heeft vastgesteld dat er geschillen zijn die de communicatie tussen de ouders belemmeren en dat dit de ontwikkeling van de kinderen in gevaar kan brengen. Het hof heeft daarom besloten een ouderschapsonderzoek te gelasten, waarbij deskundigen mr. L. Stam en R. Melcherts zijn benoemd om de situatie te onderzoeken en advies uit te brengen over de zorgregeling.

De deskundigen dienen te rapporteren over de mogelijkheden van de ouders om hun verantwoordelijkheden als ouders te vervullen en de communicatie te verbeteren. Het hof heeft bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste van de Rijkskas komen, gezien de financiële situatie van de ouders. De zaak is pro forma aangehouden in afwachting van de resultaten van het deskundigenonderzoek, dat uiterlijk op 1 januari 2016 moet worden afgerond.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 3 september 2015
Zaaknummer: F 200.130.819/01
Zaaknummer eerste aanleg: 246378 / FA RK 12-2107
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.M.M. Mikkers,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E. Kweens.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 juni 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 juli 2013, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat er thans geen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de hierna genoemde [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zal worden vastgelegd.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 september 2013, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen.
2.3.
De eerste mondelinge behandeling - waarvan proces-verbaal is opgemaakt - heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2013. De mondelinge behandeling is voortgezet op 30 juli 2015.
De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat.
De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. W.S. van Weert, een kantoorgenoot van mr. Kweens.
Namens de raad is mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 24 mei 2013;
  • een op 2 augustus 2013 ingekomen brief van de raad van 31 juli 2013 met bijlage;
  • een op 8 augustus 2013 ingekomen V-formulier van mr. Mikkers van 7 augustus 2013 met bijlagen;
  • een op 5 maart 2014 ingekomen V-formulier van mr. M.L.J.A. de Vocht, de voormalig advocaat van de vader;
  • een op 10 april 2014 ingekomen V-formulier van mr. De Vocht voornoemd;
  • een brief van mr. Mikkers van 14 oktober 2014;
  • een brief van mr. Kweens van 14 januari 2015;
  • een op 2 februari 2015 ingekomen V-formulier namens mr. Kweens met bijlagen;
  • een op 20 maart 2015 ingekomen V-formulier van mr. Mikkers;
  • een op 20 maart 2015 ingekomen V-formulier van mr. Mikkers met bijlagen;
  • een op 24 maart 2015 ingekomen V-formulier van mr. Kweens met bijlagen;
  • een op 26 maart 2015 ingekomen V-formulier van mr. Mikkers met bijlagen;
  • een op 2 april 2015 ingekomen V-formulier van mr. Mikkers met bijlage;
  • een op 13 mei 2015 ingekomen V-formulier van mr. Mikkers met bijlagen.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 28 juni 2003 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 12 oktober 2012 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 8 november 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader verblijven:
- gedurende de eerste drie maanden na het wijzen van de beschikking een keer per veertien dagen afwisselend op zaterdag of zondag van 11.00 tot 17.00 uur;
- daarna iedere week op zaterdag of zondag, de ene week op zaterdag van 9.00 tot 19.00 uur en de andere week op zondag van 11.00 tot 17.00 uur;
- vanaf het moment dat de vader beschikt over eigen woonruimte gedurende een weekeinde per veertien dagen, van zaterdag 11.00 uur tot zondag 17.00 uur.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Uit zowel de aan het hof overgelegde stukken als met name het verhandelde ter terechtzittingen van 22 oktober 2013 en 30 juli 2015 is gebleken dat de moeder en de vader niet, dan wel onvoldoende in staat zijn om aan hun gezamenlijke verantwoordelijkheid als ouders van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] inhoud te geven en in goed onderling overleg de evenwichtige ontwikkeling van de minderjarigen te bevorderen. Naar moet worden aangenomen, staan de geschillen die tot de echtscheiding van partijen hebben geleid hieraan in de weg. Het feit dat deze mogelijk onverwerkte kwesties aan een verantwoordelijk ouderschap in de weg staan, acht het hof verontrustend. Het hof is derhalve van oordeel dat partijen in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] dienen te werken aan een zodanige onderlinge communicatie dat zij hun ouderrelatie in gezamenlijk overleg inhoud kunnen geven. Hierbij dient het belang van de evenwichtige ontwikkeling van de kinderen voorop te staan, en wordt van partijen gevraagd hun onderlinge geschillen hieraan ondergeschikt te maken.
3.5.2.
Ter zitting in hoger beroep van 30 juli 2015 heeft het hof reeds met partijen de mogelijkheid besproken dat het hof een zogenoemd ouderschapsonderzoek gelast. Het betreft hier een deskundigenbericht in de zin van artikel 194 e.v. Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Beide partijen hebben ter zitting verklaard in te stemmen met een ouderschapsonderzoek.
3.5.3.
Partijen hebben ermee ingestemd dat mevrouw mr. L. Stam, advocaat, gevestigd en kantoorhoudende aan [adres] te [postcode] [kantoorplaats] , telefoon: [netnummer en telefoonnummer] ,
e-mail: [e-mailadres] en de heer R. Melcherts, coach, Strategisch Coachen Groep, gevestigd aan de [adres] te [postcode] [kantoorplaats] tot deskundigen worden benoemd, belast met de uitvoering van dit ouderschapsonderzoek.
De partijen hebben er voorts mee ingestemd de vraagstelling aan de deskundigen aan het hof over te laten. Het hof wijst op het bepaalde in artikel 198 lid 3 Rv dat bepaalt dat partijen verplicht zijn aan het ouderschapsonderzoek mee te werken en dat wanneer partijen niet aan deze verplichting voldoen, het hof daaruit de gevolgtrekking kan maken die het hof geraden acht.
3.5.4.
Het hof zal derhalve tot deskundigen belast met het ouderschapsonderzoek benoemen mevrouw mr. L. Stam en de heer R. Melcherts voornoemd.
Het hof zal tevens een raadsheer-commissaris benoemen onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundigen kunnen zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan over het verloop en de voortgang van het onderzoek.
3.5.5.
De deskundigen - die zich bereid hebben verklaard het onderzoek te verrichten - wordt verzocht tijdens de onderzoeksfase gesprekken met de ouders te voeren en zo mogelijk met toepassing van mediation- en coachingstechnieken te bewerkstelligen dat de ouders er toe te brengen in het belang van hun minderjarige kinderen constructief overleg te plegen over de opvoeding en ontwikkeling van de minderjarigen en hun onderlinge geschillen hierover in onderling overleg in het belang van hun kinderen tot een oplossing te brengen en met achterstelling van hetgeen hen verdeeld houdt. Het hof overweegt dat het de deskundigen ook vrij staat, zo zij dit van belang vinden, ter uitvoering van hun opdracht, hieraan met ieder van de ouders afzonderlijk te werken.
3.5.6.
De advocaat van appellante dient de deskundigen
binnen 14 dagennadat deze beschikking is gegeven te voorzien van afschriften van de processtukken (in tweevoud te zenden aan mevrouw mr. L. Stam).
De deskundigen dienen eventuele nadere informatie die zij nodig hebben en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaten op te vragen.
De advocaat die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij.
De deskundigen wordt verzocht de verkregen informatie als bijlage bij het deskundigenrapport te voegen. Indien de deskundigen voor het onderzoek gebruik maken van informatie van derden, dienen zij daarvan melding te maken in het rapport.
Voorts overweegt het hof dat de deskundigen de partijen de gelegenheid dienen te geven opmerkingen te maken over het rapport en uit het deskundigenbericht dient te blijken dat dat is gebeurd.
3.5.7.
Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden
tot 1 januari 2016pro forma, teneinde het onderzoek door de deskundige te laten plaatsvinden.
3.5.8.
Het hof verzoekt de deskundigen te rapporteren en te adviseren omtrent de volgende vragen:
a. Partijen zijn thans niet in staat hun verschillen van inzicht omtrent de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen door middel van onderlinge communicatie tot oplossing te brengen, daaronder begrepen de contacten en de omgang tussen de kinderen en ieder van de ouders. Partijen dienen evenwel met het oog op de toekomst van hun kinderen die verschillen ondergeschikt te maken aan hun gezamenlijk belang bij een evenwichtige ontwikkeling van hun kinderen. In dat kader wordt van hen gevraagd de blik op de toekomst te richten en de posities waarop zij zich thans ieder op hun eigen wijze hebben vastgelegd, te verlaten.
Zijn partijen naar het oordeel van de deskundigen in staat om op deze wijze de toekomst van hun kinderen centraal te stellen met achterstelling van de eigen belangen, en zijn zij in staat te komen tot de hiertoe vereiste onderlinge communicatie?
Achten de deskundigen partijen in staat aldus een behoorlijke invulling te geven aan de ouderrelatie en de hiermee samenhangende verantwoordelijkheid voor de opvoeding en ontwikkeling van hun minderjarige kinderen?
Is de verwachting gewettigd dat partijen blijvend in staat zijn elkaar de ruimte te bieden voor contact met de kinderen en de hiermee samenhangende geschillen in goed overleg op te lossen?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de invulling van de gezamenlijke verantwoordelijkheid door de ouders voor de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen? En zo deze naar voren komen, welke zijn dit?
3.5.9.
De deskundigen dienen het hof schriftelijk te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek en - bij gebreke van overeenstemming - de door het hof gestelde vragen te beantwoorden en het hof zo mogelijk te adviseren omtrent de invulling van de zorgregeling voor de kinderen.
Na binnenkomst van het rapport van de deskundigen zal het hof een afschrift van dat rapport toezenden aan de advocaten van partijen en ieder van hen de gelegenheid bieden daarop te reageren.
3.5.10.
Bij toepassing van de artikelen 195, 199 en 200 Rv komen de kosten van een dergelijk onderzoek in dagvaardingsprocedures ten laste van partijen. In verzoekschriftprocedures bepaalt artikel 284 lid 1 Rv die bepalingen van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Indien het in het belang van de kinderen nodig is dat een ouderschapsonderzoek plaatsvindt, biedt deze bepaling het hof de ruimte de kosten van zo een onderzoek geheel of gedeeltelijk ten laste van het Rijk te brengen indien sprake is van geen of verminderde draagkracht aan de zijde van (een van) de ouders.
3.5.11.
Het hof is van oordeel dat de onderhavige zaak ten aanzien van beide ouders aan dit criterium voldoet en zal derhalve bepalen dat de kosten van de deskundige, tot een maximum bedrag van in totaal € 4.500,- inclusief voorschotten en BTW, ten laste van het rijk zullen komen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de totale kosten laatstgenoemd bedrag niet te boven zullen gaan. De deskundige dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 107,50 per uur, exclusief BTW.

4.De beslissing

Het hof:
gelast een deskundigenonderzoek zoals in het lichaam van deze beschikking bedoeld;
benoemt tot deskundigen mevrouw mr. L. Stam en de heer R. Melcherts voornoemd;
bepaalt dat de kosten van de deskundige ten laste zullen komen van ’s Rijks kas, een en ander met inachtneming van het hiervoor in rechtsoverwegingen 3.5.10 en 3.5.11. bepaalde;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden: mr. C.A.R.M. van Leuven;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundigen zal zenden;
bepaalt dat de partij die het hoger beroep heeft ingesteld binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de deskundigen zal stellen;
bepaalt dat het de deskundigen vrij staat in het uit te brengen verslag al datgene op te merken wat naar hun inzicht dienstig kan zijn, óók indien dit niet rechtstreeks uit de opdracht voortvloeit;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen door de deskundigen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
bepaalt dat de deskundigen tijdig vóór, dan wel uiterlijk op 1 januari 2016 het hof schriftelijk zullen rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek;
verzoekt de deskundigen bij eventuele vertraging van het onderzoek de raadsheer-commissaris hierover tijdig schriftelijk, met afschrift aan partijen, te informeren onder vermelding van de oorzaak;
verzoekt de deskundigen een afschrift van de rapportage toe te zenden aan de advocaten van partijen alsmede aan de Raad voor de Kinderbescherming;
houdt in afwachting van het verloop en de resultaten van voornoemd deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing pro forma aan tot
1 januari 2016.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, M.C. Bijleveld-van der Slikke en H. van Winkel en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2015.