In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingeleid door [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen op 13 mei 2015. [Appellant] verzoekt het hof om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen en om de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis te schorsen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep op 15 september 2015 behandeld. De zaak betreft een civiele procedure waarin [appellant] als gedaagde is aangemerkt en de geïntimeerden als eisers. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeken van [appellant] niet kunnen worden toegewezen. Het hof oordeelt dat de algemene bepalingen voor de verzoekschriftprocedure van toepassing zijn en dat het verzoek tot het bevelen van een deskundigenbericht niet bij akte kan worden gedaan. Het hof verwijst de zaak naar een kamer die belast is met de behandeling van verzoekschriften.
Daarnaast heeft [appellant] verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis. Het hof overweegt dat voor toewijzing van een incidentele vordering op grond van artikel 351 Rv plaats is in geval van misbruik van recht. Het hof komt tot de conclusie dat de door [appellant] gestelde omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat de geïntimeerden misbruik maken van hun bevoegdheid om het vonnis ten uitvoer te leggen. Het hof wijst de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging af en verwijst de zaak naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van [appellant].