In deze zaak gaat het om een verzoek van de curator van een onder curatele gestelde vader om machtiging te verlenen voor het doen van schenkingen aan de kinderen van de vader. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder op 18 november 2014 een beschikking gegeven waarin een voorwaarde aan de schenking was gesteld, namelijk dat de schenking pas mocht plaatsvinden na de verkoop van de woning van de vader. De curator heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen en om een machtiging te verlenen voor jaarlijkse schenkingen van € 5.000,- aan elk van de zes kinderen van de vader.
De mondelinge behandeling vond plaats op 23 juli 2015, waarbij enkele belanghebbenden aanwezig waren. De vader was onder curatele gesteld en de curator had eerder toestemming gevraagd voor een schenking van € 30.000,- aan de kinderen. De kantonrechter had echter slechts een machtiging verleend voor een bedrag van € 5.000,- per kind, onder de voorwaarde van verkoop van de woning. De curator stelde dat de woning inmiddels was verkocht en dat er voldoende liquide middelen beschikbaar waren om de schenkingen te doen zonder dat de verzorging van de vader in gevaar zou komen.
Het hof overweegt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die het verzoek tot schenking kunnen rechtvaardigen, maar dat er onvoldoende inzicht is gegeven in de hoogte van het overige vermogen van de vader. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, maar wijst het verzoek om een doorlopende machtiging voor schenkingen af. De curator kan jaarlijks een verzoek indienen bij de kantonrechter, zodat de meest recente financiële situatie van de vader kan worden beoordeeld.
De beslissing van het hof is op 24 september 2015 openbaar uitgesproken.