Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door mr. Nuijten;
- de man, bijgestaan door mr. Janssens.
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 12 augustus 2015;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 20 augustus 2015.
3.De beoordeling
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:452 BW benoemt de rechter die het mentorschap instelt, daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.
De rechter volgt bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Is er geen uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende of passeert de rechter die, dan wordt bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerd partner dan wel andere levensgezel als mentor benoemd. In het geval dat het voornoemde niet van toepassing is dan wordt bij voorkeur een van zijn ouder, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
Ingevolge lid 9 van voornoemd artikel kan de rechter twee mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
heeft recht op een goed contact met zijn beide ouders. Gelet op de kwetsbare situatie waarin hij verkeert, is het aan partijen - die, als ouders, beiden de verantwoordelijkheid dragen voor het lichamelijk en geestelijk welzijn van [minderjarige] - daar op een verantwoorde wijze vorm aan te geven. Dit betekent voor de vrouw, als de ouder die de dagelijkse zorg en begeleiding heeft, dat zij het contact tussen [minderjarige] en de man stimuleert en positief belicht en voor de man - die ter zitting heeft erkend dat de vrouw altijd goed voor [minderjarige] heeft gezorgd - dat hij de aanwijzingen van de vrouw aangaande de verzorging en begeleiding van [minderjarige] ter harte neemt en zich betrouwbaar toont in het nakomen van afspraken. Het is aan partijen om, in het belang van [minderjarige] , respectvol met elkaar om te gaan en welwillend te staan tegenover elkaars rol en betrokkenheid.