In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte was vrijgesproken van openlijk geweld en veroordeeld voor gijzeling. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er geen sprake is van gijzeling, maar dat de verdachte wel schuldig is aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte heeft op 2 mei 2010 samen met anderen een persoon genaamd [A] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Het hof legt een gevangenisstraf op van 450 dagen, waarvan 280 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof houdt rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het tijdsverloop sinds het feit. De verdachte heeft zich in de tussentijd niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen, maar het hof weegt ook de tragische gebeurtenissen in zijn leven mee, waaronder de zelfmoord van zijn broer tijdens het voorarrest. Het hof komt tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden passend is, maar dat het onvoorwaardelijke deel niet meer dan het voorarrest van 170 dagen mag overstijgen. De verdachte wordt uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 450 dagen, waarvan 280 dagen voorwaardelijk.