In deze zaak gaat het om de beoordeling van de noodzaak van een gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [appellante 1 (minderjarige)], die sinds 10 maart 2015 verblijft in de gesloten accommodatie Ottho Gerhard Heldringstichting. De moeder van de minderjarige, aangeduid als [appellante 2 (de moeder)], heeft samen met de minderjarige hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een machtiging voor gesloten jeugdhulp werd verleend. De rechtbank had geoordeeld dat het nog te vroeg was voor een thuisplaatsing van de minderjarige, en dit oordeel werd door de GI (Stichting Jeugdzorg Noord-Brabant) ondersteund. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2015 werd de ontwikkeling van de minderjarige besproken, evenals de zorgen over haar middelengebruik en de effectiviteit van de behandeling in de gesloten setting.
Het hof heeft vastgesteld dat er bij de minderjarige sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, en dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om haar ontwikkeling te waarborgen. De minderjarige heeft in de gesloten setting positieve stappen gezet, maar er zijn ook zorgen over haar terugval in middelengebruik. Het hof concludeert dat de risico's van een thuisplaatsing op dit moment te groot zijn, en dat de behandeling in de gesloten setting moet worden voortgezet totdat er een stabiele situatie is gecreëerd. De beslissing van de rechtbank om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen, wordt dan ook bekrachtigd.