Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
In de overige zaken is geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep betreffende de aanslag IB over 2008 en de daarbij opgelegde boetebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de boetebeschikking vernietigd en deze aanslag zodanig verminderd, dat daarbij een heffingskorting in aanmerking is genomen van € 4.195, met handhaving van de overige elementen van de aanslag. De over het jaar 2008 opgelegde boete heeft de Rechtbank verminderd tot € 2.682. Het beroep betreffende de aanslag IB/PVV over 2009 heeft de Rechtbank enkel gegrond verklaard voor wat betreft de aan belanghebbende opgelegde boete. De Rechtbank heeft deze boete verminderd tot € 3.688.
Het beroep tegen de aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw over 2009 is door de Rechtbank ongegrond verklaard.
[A], advocaat te [B], alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] en de heer [D].
2.Feiten
Hof: per jaar].
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De heffingskorting is terecht op een lager bedrag vastgesteld dan bij volledige belasting- en premieplicht.
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep van belanghebbende en tot gegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep en vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover het de vermindering van de aanslag over 2008 in verband met de heffingskorting betreft.
Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep.
4.Gronden
€ 20.327 (voor 2008) en € 24.841 (voor 2009) niet in de aangiften over die jaren op te nemen, is er ook naar het oordeel van het Hof sprake van een gebrek in de aangiften, dat ertoe leidt dat de volgens de aangiften verschuldigde IB(/PVV) verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde IB(/PVV). De bedragen aan IB(/PVV), die door het niet verantwoorden van voormelde bedragen niet zouden zijn geheven, zijn op zichzelf beschouwd ook aanzienlijk.
Ter onderbouwing van deze stelling heeft belanghebbende verwezen naar een bij het hoger beroepschrift gevoegde prijslijst, waaruit een lagere prijs zou blijken.
HR 31 januari 2014, nr. 12/05642, ECLI:HR:2014:165, BNB 2014/61).
Het Hof onderschrijft dit standpunt van de Inspecteur. Het oordeel van de Rechtbank dat de aanslag IB over 2008 wegens het te lage bedrag aan heffingskortingen dient te worden verlaagd, is daarmee onjuist. Het incidentele hoger beroep van de Inspecteur is gegrond.
Omdat de aanslagen met omkering van de bewijslast tot stand zijn gekomen, heeft de Rechtbank de bij de aanslag opgelegde boeten gehalveerd. Vervolgens heeft de Rechtbank de boeten nog met 5% verminderd, wegens de overschrijding van de redelijke termijn voor de berechting in eerste aanleg met 5 maanden.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- verklaart het incidentele hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover daarbij het beroep inzake de aanslag IB 2008 gegrond is verklaard, de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB 2008 is vernietigd en de aanslag IB 2008 is verminderd;
- verklaart het beroep bij de Rechtbank inzake de aanslag IB 2008 ongegrond;
- bevestigt voor het overige de uitspraak van de Rechtbank.