In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin zijn verzoek om gezamenlijk gezag over zijn dochter en een omgangsregeling werd afgewezen. De vader heeft van april 2011 tot medio oktober 2012 een relatie gehad met de moeder van de minderjarige. Na de beëindiging van de relatie is de minderjarige geboren. De vader heeft de minderjarige erkend, maar de moeder oefent van rechtswege het gezag uit. De vader heeft verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling, maar de moeder heeft dit betwist en verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er een verstoorde communicatie is tussen de ouders, die gekenmerkt wordt door eerdere incidenten van agressie en bedreiging van de vader jegens de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om op een verantwoorde manier omgang te hebben met de minderjarige, gezien zijn agressieproblematiek en het gebrek aan communicatie met de moeder.
Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en verzocht om aanvullend onderzoek door de Raad naar de mogelijkheden van omgang en de draagkracht van de ouders. De behandeling van de zaak is aangehouden in afwachting van de raadsrapportage.