ECLI:NL:GHSHE:2015:4539

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
16 november 2015
Zaaknummer
F 200.168.800/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling tussen ouders na echtscheiding met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de zorgregeling voor de minderjarige kinderen van partijen, die na hun echtscheiding in geschil zijn geraakt over de omgangsregeling. De moeder, appellante in principaal appel, heeft verzocht de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, voor zover deze betrekking heeft op de zorgregeling. De vader, verweerder in principaal appel, heeft een voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld en verzocht om wijziging van de zorgregeling. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen om de drie weken bij de vader verblijven, maar de moeder betwist dat deze regeling in het belang van de kinderen is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de minderjarigen in de gelegenheid gesteld hun mening te geven, waarbij met name [minderjarige 1] zijn zorgen heeft geuit over de omgang met zijn vader. Het hof heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de kinderen te behartigen, gezien de complexe situatie en de strijd tussen de ouders. De ouders zijn niet in staat om zonder tussenkomst van een derde tot afspraken te komen, wat de noodzaak van de bijzondere curator onderstreept. Het hof heeft de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de verwijzing naar Juzt geschorst en de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot een pro forma zitting op 7 maart 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 12 november 2015
Zaaknummer: F 200.168.800/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/12/83910 / FA RK 12-700
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Kuit,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.J. van Vliet.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Zuidwest Nederland,
vestiging: [vestigingsplaats]
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 11 februari 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 april 2015, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het de zorgregeling betreft en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat:
  • enkel een zorgregeling wordt vastgesteld tussen de vader en de jongste twee kinderen van partijen van één weekend per drie weken van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur;
  • de vader zal zorgdragen voor het vervoer ten behoeve van de zorgregeling;
  • een vakantieregeling wordt vastgesteld enkel ten aanzien van de jongste twee kinderen conform het voorstel van de moeder, zoals overgelegd bij haar appelschrift;
  • althans dat het hof een beslissing neemt die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 mei 2015, heeft de vader verzocht de grieven van de moeder af te wijzen.
Tevens heeft de vader hierbij voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld en verzocht, indien het hof oordeelt dat er meer vrijheid naar de oudste twee kinderen toe moet worden betracht, de zorgregeling wordt gewijzigd naar eenmaal in de twee weken met de restrictie dat er geen tweemaal achter elkaar wordt overgeslagen.
De vader heeft tot slot verzocht, indien de moeder de door het hof voorgestelde mediation afslaat, de vakantieregeling als voorgesteld door de vader in de beschikking vast te leggen en de moeder op te leggen in te stemmen met mediation bij een mediator halverwege de woonplaatsen van partijen, bijvoorbeeld te [vestigingsplaats] .
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 30 juni 2015, heeft de moeder verzocht de vader niet te ontvangen in zijn voorwaardelijk incidenteel beroep, althans dit af te wijzen dan wel dat het hof een beslissing neemt die het hof juist acht.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • partijen, bijgestaan door hun advocaten;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.5.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben hiervan geen gebruik gemaakt. [minderjarige 1] wel, en is buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna partijen en de raad de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier d.d. 11 mei 2015 met bijlagen van de advocaat van de moeder;
  • de V-formulieren met bijlagen d.dis 2 juni 2015 en 6 oktober 2015 van de advocaat van de vader;
  • de brief van de raad d.d. 30 april 2015.

3.De beoordeling

In het principaal en voorwaardelijk incidenteel appel:
3.1.
Gedurende de periode dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] .
Vervolgens zijn partijen op 31 juli 2002 met elkaar gehuwd. Tijdens het huwelijk zijn voorts geboren:
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 4] (hierna: [minderjarige 4] ), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] .
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 12 augustus 2009 heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 19 augustus 2009 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Uit het echtscheidingsconvenant d.d. 26 juni 2009, dat is gehecht aan de echtscheidingsbeschikking, blijkt, voor zover thans van belang, dat partijen overeenstemming hadden bereikt over de zorgregeling inhoudende dat de vader contact had met de kinderen:
  • iedere veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur;
  • iedere woensdagmiddag tot donderdagochtend;
  • twee aaneengesloten weken in de zomervakantie, alsmede 2e Kerst- en 2e Paasdag.
3.3.1.
De vader heeft de rechtbank verzocht om wijziging van de zorgregeling. Bij beschikking van 27 maart 2013 heeft de rechtbank bepaald dat er voorlopig omgang zal zijn tussen de vader en de kinderen gedurende een periode van zes maanden na aanvang van het eerste omgangscontact in het kader van Intensieve Omgangsbegeleiding in het Omgangshuis te [vestigingsplaats] , waarbij de verdere invulling – waaronder intensieve oudergesprekken – zal geschieden in nader overleg tussen partijen en Juzt.
3.3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
  • partijen verwezen naar Juzt te [vestigingsplaats] voor het voeren van intensieve oudergesprekken in het kader van de module “Ouderschap Blijft”;
  • het echtscheidingsconvenant voor wat betreft de zorgregeling gewijzigd in die zin dat de vier kinderen van partijen gedurende één weekend per drie weken van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de overdracht plaatsvindt bij de McDonalds te [vestigingsplaats] , alsmede de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg tussen partijen nader overeen te komen.
Ten aanzien van het halen en brengen van de kinderen heeft de rechtbank overwogen dat ook van de moeder, hoewel zij beperkte financiële mogelijkheden heeft, mag worden verwacht dat zij bijdraagt in die kosten.
3.4.
De moeder kan zich met enkele onderdelen van bovenstaande beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar appelschrift voert ze, kort samengevat, aan dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet naar de vader willen en dat vastgestelde zorgregeling veel onrust met zich brengt tussen [minderjarige 1] en de moeder, omdat zij [minderjarige 1] moet dwingen om te gaan. De moeder is bang dat [minderjarige 1] op de vrijdagavonden dat hij naar zijn vader moet gaan, niet thuis zal komen.
Ten aanzien van de kosten van het halen en brengen van de kinderen, stelt de moeder dat haar financiële middelen zodanig beperkt zijn dat het halen en brengen ten koste gaat van de basisbehoeften van de kinderen, temeer nu de vader geen kinderalimentatie betaalt. Alle kosten voor de kinderen komen hiermee al voor haar rekening en daar bovenop nog de extra kosten voor het halen en brengen. Het is dan ook aan de vader om de kinderen te halen en te brengen, nu de moeder heeft aangetoond geen middelen te hebben om voor het vervoer te zorgen.
Tot slot voert de moeder aan dat partijen niet in staat zijn om in onderling overleg tot overeenstemming te komen over de vakantie- en feestdagenregeling, nu iedere vakantie opnieuw tot discussie leidt. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] willen gaan wanneer zij willen en ook voor [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wenst de moeder liever een andere regeling.
3.5.
De vader betwist hetgeen door de moeder is gesteld. In zijn verweerschrift voert hij, kort samengevat, aan dat hij het in het belang van de kinderen acht indien er regelmatig contact is tussen de vader en de kinderen teneinde de band tussen hen goed te houden. De vader wenst daarom ook een regeling van eens in de twee weken, zoals door de raad in eerste aanleg is geadviseerd. Het gaat de vader te ver om [minderjarige 2] en [minderjarige 1] buiten de vakantieregeling te houden.
Ten aanzien van de haal- en breng kosten stelt de vader dat de McDonalds te [vestigingsplaats] halverwege de woonplaatsen van partijen ligt. Wanneer de moeder een inkomen op bijstandsniveau heeft, kan zij voor deze kosten bijzondere bijstand aanvragen bij haar gemeente. De vader is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en verkeert financieel niet in een betere situatie dan de moeder.
Ter zitting van het hof heeft de vader zijn standpunt nader toegelicht. Indien [minderjarige 1] minder vaak naar de vader wenst te gaan, kan de vader ermee instemmen als [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] hem iedere twee weken bezoeken en [minderjarige 1] steeds twee weken later aansluit, zodat de vader in ieder geval eenmaal in de vier weken alle kinderen bij zich heeft.
3.6.
In haar verweerschrift in het incidenteel beroep, maakt de moeder bezwaar tegen het voorstel van de vader met betrekking tot de reguliere zorgregeling. De moeder sluit zich aan bij hetgeen de raad hieromtrent heeft gesteld, namelijk dat een verhoging van de frequentie van de zorgregeling in het geval van strijdende ouders door de kinderen eerder negatief dan positief wordt ervaren. Verder betwist de moeder dat de vader is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, nu hiervan geen bewijs is overgelegd.
De moeder merkt voorts op dat de band tussen de oudste twee kinderen (met name [minderjarige 1] ) en de vader verder is verslechterd sinds de bestreden beschikking is gegeven. Daarnaast wordt de strijd tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] steeds heviger, omdat zij hen moet dwingen om naar hun vader te gaan. De moeder is er niet van overtuigd dat zij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog langer kan stimuleren; zij zijn te oud en hebben een te duidelijke eigen mening.
3.7.
De raad heeft ter zitting van het hof verklaard dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] waarschijnlijk niet langer naar hun vader zullen gaan als er voor hen niets wordt vastgelegd in een zorgregeling. De raad is daarom voorstander van één regeling voor alle vier de kinderen met de frequentie van eenmaal in de drie weken, conform de beslissing van de rechtbank. Als de communicatie tussen de ouders beter wordt, kan volgens de raad gedacht worden aan een uitbreiding naar eenmaal in de twee weken; hiervan is thans echter nog geen sprake.
Indien het de moeder niet lukt om de oudste kinderen te motiveren om naar hun vader te gaan, dient de moeder hierin mogelijk te worden begeleid, aldus de raad.
Het hof overweegt als volgt.
3.8.1.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ouders in hun geschil over de zorgregeling niet in staat zijn zonder tussenkomst van een derde tot enige vorm van afspraken te komen. Verder is gebleken dat de ouders ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog niet deelnemen aan de module “Ouderschap Blijft” van Juzt, zoals is bepaald bij de bestreden beschikking. De advocaat van de moeder heeft hieromtrent verklaard dat Juzt de procedure in hoger beroep wil afwachten alvorens het traject wordt opgestart.
Voorts blijkt uit het psychologisch onderzoek d.d. 11 augustus 2015 dat bij [minderjarige 1] is afgenomen door een GZ-psycholoog, dat [minderjarige 1] wordt meegesleept in de echtscheiding van zijn ouders. De ouders blijven elkaar beschuldigen en betrekken [minderjarige 1] (en de andere kinderen) in hun strijd waardoor de kinderen in een loyaliteitsconflict belanden. [minderjarige 1] heeft in raadkamer ten overstaan van het hof verklaard dat hij het prettig zou vinden om hulp te krijgen bij de gesprekken die hij met zijn vader voert.
Gezien de zorgwekkende situatie, met name ten aanzien van [minderjarige 1] , acht het hof het aangewezen om ambtshalve ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bijzondere curator te benoemen om de belangen van in ieder geval [minderjarige 1] in deze kwestie te behartigen. Op de zitting is deze mogelijkheid met partijen en de raad besproken. De raad staat hier positief tegenover en de ouders hebben eveneens verklaard dat zij zich hierin kunnen vinden, al verschillen zij van mening of de bijzondere curator dient te worden benoemd louter ten aanzien van [minderjarige 1] of dat [minderjarige 2] en eventueel ook [minderjarige 3] erbij betrokken dienen te worden.
Het hof overweegt dat het in het belang van de kinderen is indien de bijzondere curator wordt benoemd voor alle vier, zodat de gehele situatie door de bijzondere curator in kaart kan worden gebracht. Dat de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 3] en [minderjarige 4] geen onderdeel uitmaakt van het huidige geschil in hoger beroep, doet daar niets aan af. Het hof overweegt dat [minderjarige 3] en [minderjarige 4] , gelet op hun jongere leeftijd, de strijd van hun ouders mogelijk niet, of minder bewust meemaken dan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Desalniettemin acht het hof het ook in het belang van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] als zij door de bijzondere curator in de procedure worden betrokken, nu het hof het schadelijk acht voor alle kinderen als zij blootgesteld (blijven) worden aan een voortdurende en verharde strijd tussen hun ouders. Daarnaast is het voor het hof van belang dat alle kinderen zich kunnen uitspreken over de inmiddels ontstane situatie, dat zij derhalve via de bijzondere curator een stem krijgen in deze kwestie en de bijzondere curator een beeld van de ouders en alle kinderen krijgt.
3.8.2.
Op grond van het voorgaande zal het hof, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over het hoger beroep, [bijzondere curator] – werkzaam als (onder meer) Psycholoog-Mediator NIP en systeemtherapeut bij YourMediations te [vestigingsplaats] – benoemen als bijzondere curator.
Mevrouw [bijzondere curator] wordt verzocht de belangen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in deze te behartigen, voor zover nodig zowel in als buiten rechte. Het gaat in het bijzonder om de vraag of en zo ja op welke wijze inhoud kan worden gegeven aan het contact tussen de minderjarigen en de vader, waarbij met name het accent dient te liggen bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , nu gesteld noch gebleken is dat de huidige regeling niet in het belang van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] is en het hoger beroep met name ziet op de regeling met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het hof verzoekt de bijzondere curator daartoe gesprekken te voeren met de ouders en de kinderen. Het staat de bijzondere curator vrij, zij is daartoe niet verplicht, een of meerdere contacten tot stand te brengen tussen de kinderen en de vader eventueel onder haar begeleiding, indien de bijzondere curator daartoe aanleiding ziet.
3.8.3.
Voor zover de aard van deze zaak dat toelaat, verzoekt het hof de bijzondere curator haar werk te verrichten conform de Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW, zulks in het licht van het Uniform werkproces bijzondere curator ex artikel 1:250 BW, zoals vastgesteld voor rechtbanken en gerechtshoven.
3.8.4.
Teneinde de bijzondere curator van de situatie tot heden in kennis te stellen zal het hof de advocaat van de moeder, als verzoekende partij in appel, verzoeken het procesdossier aan haar te verstrekken.
3.8.5.
Het hof wijst de ouders er op dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in dit opzicht te geven instructies gevolg te geven.
3.8.6.
Het hof zal bepalen dat de advocaten van de ouders de bijzondere curator van adres-, e-mail en /of telefoongegevens zullen voorzien, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.
3.8.7.
Het hof verzoekt de bijzondere curator rapport uit te brengen omtrent haar bevindingen voor het verstrijken van de hierna te noemen pro forma datum.
3.8.8.
Het hof zal de verdere behandeling van het onderhavige hoger beroep aanhouden tot 7 maart 2016 pro forma.
Schorsing uitvoerbaarverklaring bij voorraad
3.9.
Nu de ouders beiden ter zitting hebben ingestemd met de benoeming van een bijzondere curator, zal het hof, zoals ter zitting reeds is aangekondigd, de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de verwijzing naar Juzt, zoals opgenomen in de bestreden beschikking ambtshalve schorsen, voorlopig voor de duur van de aanhouding en totdat door dit hof nader zal worden beslist.

4.De beslissing

Het hof:
schorst de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de verwijzing naar Juzt voor de module “Ouderschap Blijft” van de bestreden beschikking, totdat door dit hof nader zal worden beslist;
benoemt [bijzondere curator] , werkzaam bij YourMediations te [vestigingsplaats] aan de [adres] ( [postcode] ), tot bijzondere curator ten behoeve van de belangenbehartiging van:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] .
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
met als taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 3.8.2;
verzoekt de advocaat van de moeder een kopie van het procesdossier aan de bijzondere curator toe te zenden;
bepaalt dat (de advocaten van) de partijen per ommegaande adressen en telefoon- of e-mail
gegevens van partijen aan de bijzondere curator ter kennis brengen, zodat zo spoedig als
mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt;
verzoekt de bijzondere curator binnen vier maanden na heden aan het hof schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot 7 maart 2016 PRO FORMA, zulks in afwachting van voornoemd verslag.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en J.U.M. van der Werff en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2015.