Naar het oordeel van het hof wordt zowel aan de wettelijke vereisten voor de verlenging van de ondertoezichtstelling als aan die voor de verlenging van de uithuisplaatsing voldaan. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Niet ter discussie staat dat de kinderen niet bij de vader thuis geplaatst kunnen worden. Het hof is van oordeel dat terugplaatsing van de kinderen bij de moeder als strijdig met hun belang evenmin aan de orde is. Uit het onderzoek van Formaat blijkt dat de moeder over een beperkt probleem- en pedagogisch inzicht beschikt. Zij heeft onvoldoende mogelijkheden om de kinderen structuur te bieden, hen te begrenzen en daarbij de situatie te overzien, terwijl [kind 1] en met name [kind 2] juist veel behoefte hebben aan begrenzing en structuur. De moeder heeft weliswaar verweer gevoerd tegen de bevindingen van Formaat, maar er is meer aan de hand: uit het onderzoek komt naar voren dat [kind 1] kampt met hechtingsproblematiek waardoor hij zich overmatig aanpast aan zijn omgeving. [kind 1] voelt zich verantwoordelijk voor [kind 2] en neemt, wanneer structuur en duidelijkheid ontbreken, de rol van opvoeder van [kind 2] op zich. [kind 1] heeft moeite een eigen identiteit te ontwikkelen, emoties te onderkennen en daaraan uiting te geven en om te gaan met negatieve emoties. Ten aanzien van [kind 2] komt uit het onderzoek naar voren dat er sprake is van aandachtsproblematiek, impulsief gedrag, hyperactiviteit en concentratieproblemen. Zichtbaar is dat [kind 2] veel duidelijkheid, structuur en begrenzing nodig heeft. Beide kinderen hebben inmiddels al vele wisselingen van opvoedingsomgeving meegemaakt.
Het hof acht het onder deze omstandigheden in het belang van de minderjarigen noodzakelijk dat de plaatsing in het huidige pleeggezin wordt gecontinueerd. Het hof acht het thans niet in het belang van de minderjarigen dat er opnieuw onderzoek wordt gedaan, waarbij onvermijdelijk ook de minderjarigen weer betrokken dienen te worden.
Ten aanzien van de mogelijkheden van de heer [broer van de vader], de broer van de vader, en diens echtgenote [echtgenote broer van de vader] om als netwerkpleeggezin voor de kinderen te fungeren, overweegt het hof het volgende. Blijkens het rapport van Formaat beschikken de heer [broer van de vader] en zijn echtgenote over voldoende pedagogische capaciteiten om de kinderen op te voeden en te verzorgen. De deskundige van Formaat kwam evenwel tot de conclusie dat het voor de heer [broer van de vader] en zijn echtgenote niet mogelijk was om de kinderen in hun gezin op te nemen, omdat hun woonruimte te beperkt is. Inmiddels is gebleken dat de gezinssituatie van de heer [broer van de vader] en zijn echtgenote minder stabiel is dan deze zich liet aanzien ten tijde van het onderzoek van Formaat. Blijkens een door de GI in het geding gebrachte politiemutatie van 19 februari 2015 was er ten tijde van het onderzoek van Formaat sprake van een ernstig relationeel conflict tussen de heer [broer van de vader] en zijn echtgenote waarbij ook huiselijk geweld had plaatsgevonden. Daarnaar gevraagd heeft de heer [broer van de vader] ter zitting in hoger beroep de overgelegde politiemutatie niet inhoudelijk betwist, maar daarover geen uitleg willen geven omdat het een privékwestie betreft.
De GI heeft ter zitting van het hof verklaard dat in het kader van een onderzoek naar een potentieel netwerkpleeggezin de pleegzorg onder meer de voorwaarden stelt dat sprake moet zijn van openheid en duidelijkheid in het contact met de pleegouders en van een veilige en verantwoorde opvoedingsomgeving. Met de GI is het hof van oordeel dat, gelet op hetgeen recentelijk gebleken is, de aanvankelijk positief beoordeelde situatie in het gezin van de heer
[broer van de vader] en zijn echtgenote niet voldoet aan de hiervoor vermelde voorwaarden. Uit het verslag van Juvent van 12 oktober 2015 blijkt dat in de opvoedsituatie van het huidige pleeggezin wel wordt voldaan aan deze voorwaarden. De kinderen beginnen zich aan de pleegmoeder te hechten en de pleegmoeder is in staat om tegemoet te komen aan de specifieke opvoedingsbehoeftes van de kinderen. Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de huidige plaatsing in het pleeggezin noodzakelijk dient te worden gecontinueerd, zodat de kinderen zich verder positief kunnen ontwikkelen.