ECLI:NL:GHSHE:2015:4605

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
F 200 174 847_01 & F 200 174 848_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep echtscheiding en nevenvoorzieningen tussen echtgenoten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de echtscheiding tussen de vrouw en de man, die op 8 oktober 2012 te Boxmeer zijn gehuwd. De rechtbank Oost-Brabant had op 4 mei 2015 een beschikking gegeven waarin de echtscheiding werd uitgesproken, maar het verzoek van de vrouw om een bijdrage in haar levensonderhoud van € 6.000,- per maand werd afgewezen. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen en de man te veroordelen tot betaling van de levensonderhoudsbijdrage, alsook tot verdeling van de huwelijksgemeenschap. De man heeft in zijn verweerschrift verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken en heeft incidenteel appel ingesteld tegen de verdeling van de huwelijksgemeenschap.

Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beslissingen van de rechtbank en de ingediende stukken. De vrouw heeft haar stelling over de duurzame ontwrichting van het huwelijk ingetrokken, maar de man heeft deze stelling gemotiveerd betwist. Het hof overweegt dat de vrouw in eerste aanleg zelf om de echtscheiding heeft verzocht en dat zij in de bestreden beschikking heeft gekregen wat zij heeft verzocht. Hierdoor heeft zij geen belang bij haar beroep tegen de echtscheiding, tenzij zij een gerechtvaardigd belang heeft om gelijktijdig met de echtscheiding de beslissing op de nevenvoorzieningen te krijgen. Het hof concludeert dat de vrouw onvoldoende belang heeft aangetoond en wijst het verzoek van de vrouw in hoger beroep af voor zover het de echtscheiding betreft.

De verdere behandeling van de overige verzoeken van partijen, waaronder de verzoeken met betrekking tot de nevenvoorzieningen, zal plaatsvinden op een nog nader te bepalen datum. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van de verdere behandeling van de onderhavige zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 19 november 2015
Zaaknummer: F 200.174.847/01 en F 200.174.848/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/286090 / FA RK 14-6039
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.A.J.M.I. van Laake,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.C. van Heerd.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 mei 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 juli 2015, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, primair: het verzoek van de man om de echtscheiding uit te spreken af te wijzen, subsidiair, bij toewijzing van het verzoek van de man, bij beschikking voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van een bijdrage in haar levensonderhoud van € 6.000,- per maand, vanaf de datum inschrijving echtscheiding, steeds bij vooruitbetaling te voldoen;
2. de verdeling van de gemeenschap, als door de vrouw in het beroepschrift vermeld, vast te stellen en daarbij alle zaken, behoudens de auto die in het bezit is van de vrouw, aan de man toe te delen;
3. de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 1.007.665,56
wegens overbedeling aan de zijde van de man, en voor het geval het Gerechtshof zou besluiten dat de echtscheiding bevestigd dient te worden en dat een of meer tussenbeschikkingen noodzakelijk zijn, bij tussenbeschikking voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
4. de man te veroordelen tot betalen van een voorschot op de overbedelingsuitkering aan de vrouw van € 300.000,-.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2015, heeft de man verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans deze af te wijzen.
Tevens heeft de man hierbij incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen, naar het hof begrijpt voor zover het betreft de verdeling van de huwelijksgemeenschap, en de wijze van de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen zoals door de man in zijn verzoekschrift in incidenteel appel is aangegeven.
2.3.
Deze zaken zijn ter griffie ingeschreven onder de zaaknummers F 200.174.847/01 (echtscheiding en partneralimentatie) en F 200.174.848/01 (verdeling huwelijksgemeenschap). Deze beslissing heeft uitsluitend betrekking op het principaal appel in de zaak met zaaknummer F 200.174.847/01 en uitsluitend voor zover het de echtscheiding betreft.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 9 april 2015;
  • het V-formulier van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie van het hof op 30 september 2015, met als bijlage de brief van de advocaat van de man aan het hof d.d. 30 september 2015;
  • het V-formulier van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2015;
  • het V-formulier van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie van het hof op 13 oktober 2015, met als bijlage de brief van de advocaat van de man aan het hof d.d. 13 oktober 2015;
  • het faxbericht van de advocaat van de vrouw aan het hof d.d. 13 oktober 2015, ingekomen ter griffie op 13 oktober 2015.

3.De beoordeling

In het principaal appel
3.1.
Partijen zijn op 8 oktober 2012 te Boxmeer met elkaar gehuwd.
3.2.1.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van de rechtbank Oost-Brabant van 16 oktober 2014 heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van 12 september 2014 voorlopig een bedrag van € 6.000,- per maand moet betalen tot levensonderhoud van de vrouw. Bij beschikking wijziging voorlopige voorzieningen van de rechtbank Oost-Brabant van 11 februari 2015 heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van 16 oktober 2014 voorlopig een bedrag van € 3.320,- per maand moet betalen tot levensonderhoud van de vrouw.
3.2.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Oost-Brabant de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op het moment van deze beslissing nog niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een door de man te betalen bijdrage in haar levensonderhoud van € 6.000,- per maand afgewezen en partijen bevolen over te gaan tot verdeling van hun gemeenschap ten overstaan van een notaris.
3.3.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn daarvan in hoger beroep gekomen.
3.4.1.
Bij voormelde brief van de advocaat van de man aan het hof d.d. 30 september 2015 heeft de man het hof verzocht om op korte termijn een zitting te bepalen waarbij alleen het hoger beroep tegen de echtscheiding wordt behandeld zoals is bepaald in artikel 2.6.2. van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven.
3.4.2.
Bij brief d.d. 9 oktober 2015 van het hof aan de advocaten van partijen, heeft het hof partijen verzocht om het hof schriftelijk te berichten of zij er mee kunnen instemmen dat op het hoger beroep uitsluitend voor zover dit de echtscheiding betreft, zonder mondelinge behandeling wordt beslist. Bij voormelde brief van de advocaten van de man d.d. 13 oktober 2015 aan het hof en bij voormeld faxbericht van de advocaat van de vrouw d.d. 13 oktober 2015 aan het hof hebben partijen het hof bericht in te (kunnen) stemmen met het verzoek van het hof om een beslissing te geven met betrekking tot de echtscheiding zonder dat vooraf een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
3.4.3.
Gelet op het vorenstaande zal het hof uitsluitend met betrekking tot de echtscheiding een beslissing geven zonder voorafgaande mondelinge behandeling een en ander als bedoeld in artikel 2.6.2. van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven.
Met betrekking tot de echtscheiding
3.5.1.
De vrouw heeft in hoger beroep gesteld dat zij haar stelling ter zake de duurzame ontwrichting van het huwelijk intrekt en de stelling van de man ter zake de duurzame ontwrichting bestrijdt, totdat het hof de vrouw alsnog een door de man te betalen bijdrage in haar levensonderhoud toekent. De man heeft deze stelling gemotiveerd betwist.
3.5.2.
Vast staat dat de vrouw in de eerste aanleg zelf om de echtscheiding heeft gevraagd daarbij stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft derhalve in de bestreden beslissing gekregen wat zij heeft verzocht, zodat zij geen belang heeft bij haar beroep tegen de echtscheiding. Dit zou slechts anders zijn indien de vrouw een gerechtvaardigd belang heeft om gelijktijdig met de echtscheiding de beslissing op de nevenvoorzieningen te krijgen. De vrouw heeft in dat kader echter onvoldoende gesteld om dat belang aan te kunnen nemen. Het enkele financiële belang is daartoe onvoldoende. Daar komt bij dat de vrouw kennelijk uit het oog verloren is dat, zoals de advocaat van de man in de brief van 30 september 2015 aan het hof terecht heeft opgemerkt, de voorlopige voorzieningen en dus de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw, doorwerken totdat de beslissing over de partneralimentatie in kracht van gewijsde gegaan is. Er is dus vooralsnog geen sprake van een situatie dat de vrouw dreigt zonder middelen achter te blijven. De overige verzoeken van partijen in het principaal (en het incidenteel) appel, derhalve ook het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen tot betaling van een voorschot op de overbedelingsuitkering van
€ 300.000,-, zullen na de te gelasten mondelinge behandeling worden behandeld en beslist.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden in afwachting van de verdere behandeling van de onderhavige zaken.
3.6.
Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal appel uitsluitend voor zover het de echtscheiding betreft:
wijst af het verzoek van de vrouw in hoger beroep voor zover het de echtscheiding betreft en bekrachtigt de bestreden beschikking in zoverre;
bepaalt dat de verdere behandeling van deze zaak zal plaatsvinden op een nog nader te bepalen dag en tijd, waarvoor partijen door de griffier van dit hof zullen worden opgeroepen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.A.M. Scheij en M.J. van Laarhoven en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2015.