ECLI:NL:GHSHE:2015:5020

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
F 200 170 724_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag over minderjarigen na echtscheiding en geweldsincident

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het gezag over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de moeder is toegewezen. De vader, die momenteel in een penitentiaire inrichting verblijft, heeft verzocht deze beschikking te vernietigen. De rechtbank had eerder bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de moeder toekomt, na een echtscheiding en een gewelddadig voorval waarbij de vader de moeder heeft aangevallen. De vader stelt dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met het belang van de kinderen en dat hij bereid is om de moeder volmacht te geven voor belangrijke beslissingen, zodat er geen overleg nodig is. De moeder daarentegen betoogt dat het in het belang van de kinderen is dat zij alleen het gezag heeft, gezien de traumatische ervaringen die de kinderen hebben gehad door het geweld van de vader. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft vastgesteld dat de moeder niet kan worden gevraagd om contact met de vader te onderhouden, gezien de emotionele schade die zij heeft opgelopen. Het hof concludeert dat het noodzakelijk is dat het gezag over de kinderen aan de moeder alleen toekomt, om de stabiliteit en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 3 december 2015
Zaaknummer: F 200.170.724/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/02/264607 FA RK 13-2904
C/02/272344 FA RK 13-6713
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te [verblijfplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. H. Weinans,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 maart 2015 en naar de beschikking van die rechtbank van 13 januari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 29 mei 2015, heeft de vader verzocht de beschikking van 2 maart 2015 te vernietigen voor zover daarbij is bepaald dat het gezag over de hierna nader te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan alleen aan de moeder toekomt en te bepalen dat het daartoe strekkende verzoek van de moeder alsnog wordt afgewezen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 16 juni 2015, heeft de moeder verzocht de vader in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het beroep van de vader af te
wijzen als ongegrond dan wel onbewezen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Weinans;
-namens de moeder mr. Van Kerkhof;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De moeder is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 23 januari 2015;
- het rapport van de raad van 20 november 2014;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 24 juni 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 3 juni 2006 met elkaar gehuwd.
Uit hun relatie voorafgaande aan het huwelijk is geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] .
Uit het huwelijk van partijen is geboren:
- [minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] .
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 18 januari 2013 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant tussen
partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 14 februari 2013 is
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij vonnis van 22 juli 2013 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de vader wegens poging tot moord op de moeder veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Tegen dit vonnis heeft de vader hoger beroep ingesteld.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank na onderzoek door de raad, voor zover in hoger beroep aan de orde, bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan aan de moeder alleen toekomt.
3.5.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft alleen de emotionele toestand van de moeder bij haar beslissing betrokken en heeft ten onrechte geen oog gehad voor het belang op langere termijn van de kinderen. Voor de traumaverwerking van de moeder dienen andere middelen te worden ingezet. De rechtbank is ten onrechte voorbijgegaan aan de visie van de door de raad geraadpleegde deskundige dr. [deskundige] , die van mening is dat het in het belang van de ontwikkeling van de kinderen is dat zij (op langere termijn) een band kunnen opbouwen met de vader met het oog op het ontwikkelen van een eigen zelfbeeld en het opbouwen van een eigen identiteit.
De vader stelt dat het niet noodzakelijk is om de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen te bekleden. De vader is bereid de moeder onherroepelijk te volmachtigen om belangrijke beslissingen over de kinderen te nemen. Overleg tussen de moeder en de vader is
dan niet nodig. Doordat de vader geen gezag meer heeft, krijgt hij geen informatie over de kinderen van bijvoorbeeld de school of de huisarts.
3.7.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft juist de belangen van de kinderen laten prevaleren bij het nemen van haar beslissing. De raad heeft in zijn rapport onderbouwd waarom de visie van dr. [deskundige] niet is gevolgd.
De kinderen zijn getraumatiseerd en zitten klem tussen partijen. De vader bagatelliseert hetgeen er is voorgevallen en het is niet wenselijk dat de moeder, die een ernstig trauma heeft opgelopen ten gevolge van het handelen van de vader, nog in overleg moet treden met de vader over de kinderen. Het gezin van de moeder heeft rust nodig.
In geval van gezamenlijk ouderlijk gezag zal de vader de moeder niet met rust laten en de keuzes in de opvoeding van de moeder blijven bekritiseren. De rechtbank overweegt terecht dat er in het geval van eenhoofdig gezag rust en ontspanning in het gezin kan komen en de kinderen weer kunnen toekomen aan hun ontwikkelingstaken.
Een volmacht van de vader aan de moeder geeft teveel onzekerheid voor de moeder. Het is ook steeds onzeker of derden de volmacht zullen accepteren, waarmede het risico ontstaat dat er toch rechtstreeks contact tussen de vader en de moeder nodig zal zijn.
3.8.
De raad heeft ter zitting verklaard te blijven bij zijn advies om de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten. De moeder heeft ten gevolge van het geweldsincident zoveel emotionele schade opgelopen dat overleg met de vader niet van haar gevergd kan worden. De moeder dient de vader wel schriftelijk te informeren over de kinderen.
In de toekomst kan er wellicht weer ruimte zijn voor omgang tussen de vader en de kinderen.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen zijn blijven uitoefenen.
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:253n juncto artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.9.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, zodat de moeder ontvankelijk is in haar inleidende verzoek.
3.9.4.
De vader heeft de moeder naar het leven gestaan, terwijl de kinderen daar getuige van waren. Hiervoor is de vader inmiddels tot gevangenisstraf veroordeeld.
Het hof is met de raad en de rechtbank van oordeel dat van de moeder, gelet op de ernst van wat er is voorgevallen en de gevolgen van deze gebeurtenis tot op heden in het leven en het functioneren van de moeder, niet kan worden gevergd dat zij binnen een afzienbare termijn met de vader in overleg treedt over beslissingen aangaande de kinderen. Het in stand houden van het gezamenlijk gezag betekent, ook ingeval van een door de vader verleende volmacht,
dat de kans bestaat dat de moeder in contact moet treden met de vader. Het hof is van oordeel dat van de moeder in het licht van het voorgaande in redelijkheid niet kan worden gevraagd
dat zij nog op enigerlei wijze contact met de vader onderhoudt, dan wel bevreesd moet zijn dat dit zal kunnen gebeuren ten gevolge van het bestaan van gezamenlijk gezag. Gezien de spanningen die zodanig contact voor de moeder meebrengt en de onvermijdelijke weerslag daarvan op de kinderen, is dat niet in het belang van de kinderen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat alleen de moeder belast wordt met het ouderlijk gezag over hen. De grieven van de vader falen.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 maart 2015, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Bijleveld - van der Slikke, C.A.R.M. van Leuven en J.U.M. van der Werff en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2015.