6.1.In rov 2.1-2.16 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de in hoger beroep relevante feiten.
a. a) [geïntimeerde] vervoert in haar in eigendom toebehorende tankwagens onder meer aardappelproducten. [appellanten] houden zich onder meer bezig met laswerk.
b) In ieder geval sinds 2000 voeren [appellanten] reparatiewerkzaamheden aan de tankwagens en tankopleggers van [geïntimeerde] uit.
c) Op 9 mei 2011 ’s ochtends zijn tijdens een transport van aardappelstoomschillen (ook wel genaamd: brijvoer of aardappelstoommoes) twee scheuren aan de wand van een aluminium tank van een tankoplegger, merk Spitzer, kenteken [kenteken] , ontstaan. Deze tank had een inhoud van 37 ton. Aan de bovenzijde waren twee mangaten aangebracht.
d) In ieder geval een groot deel van de inhoud van de tank is vervolgens overgepompt in een andere tankwagen. De kapotte tankoplegger is teruggekeerd naar het bedrijf van [geïntimeerde] . In ieder geval de buitenzijde van de tankoplegger is aldaar schoongespoten.
e) Door [betrokkene] (in de stukken ook aangeduid als [betrokkene] ) van [geïntimeerde] is telefonisch een reparatieafspraak met [appellant sub 2] (appellant sub 2, hierna: [appellant sub 2] ) gemaakt en de chauffeur van de tankoplegger, [chauffeur] (hierna: [chauffeur] ), heeft daarop de kapotte tankoplegger bij het bedrijf van [appellanten] afgeleverd en is vertrokken.
f) [medewerker appellanten] , in dienst bij [appellanten] (hierna: [medewerker appellanten] ), is op 9 mei 2011 voor in de middag begonnen met de laswerkzaamheden aan de scheuren. De mangaten zijn daarbij niet geopend. Tijdens die werkzaamheden is de tankwagen geëxplodeerd. De tankoplegger is hierdoor zwaar beschadigd en [medewerker appellanten] heeft letsel opgelopen. Voorts ontstond er schade aan eigendommen van [appellanten]
g) Door de Arbeidsinspectie is na een onderzoek op 9 en 10 mei 2011 vanwege het bedrijfsongeval een boeterapport opgemaakt op 30 september 2011. Onder het hoofdje “Bevindingen” schrijft de inspecteur van de Arbeidsinspectie onder meer:
“2. (..) De verklaringen van de heer [appellant sub 2] en de heer [directeur geïntimeerde] zijn niet eensluidend of over het leeg aanleveren van de tankoplegger mondeling afspraken waren gemaakt. Het is niet duidelijk wat precies onder “leeg” moet worden verstaan. (..)
4. (..) Aardappelstoommoes is een organisch product. In de tank heeft een gistings-, of rottingsproces plaats gevonden. Het is een natuurlijk proces waarbij brandbare gassen zijn ontstaan. (..) Door de scheuren in de tank was er een open verbinding tussen de binnenkant van de tank met de buitenlucht ontstaan Hierdoor zat er in de tank een brandbaar gasmengsel van brandstof en lucht (..)
Uit het bovenstaande blijkt dat de drie voorwaarden voor een explosie aanwezig waren (..). In de tank bevond zich een brandbaar gasmengsel (brandstof), waarbij door de scheuren in de tank zuurstof kon komen. De ontstekingsbron werd gevormd door de laswerkzaamheden. Deze gaan gepaard met hoge temperaturen (..). Tijdens het lassen zijn vonken en/of heet vloeibaar lasmateriaal in contact gekomen met het brandbare gasmengsel in de tank. Hierdoor heeft een heel snelle verbranding met drukeffect plaatsgevonden waardoor de tank is geëxplodeerd. (..)
5. In de risico-inventarisatie en –evaluatie was het risico bij het lassen aan tanks niet geïnventariseerd. Als aan de buitenkant van een tankoplegger moest worden gelast werden door de heer [medewerker appellanten] of de chauffeur van de tankoplegger, voorafgaand aan de laswerkzaamheden, één of meerdere mangaten boven op de tank open gezet. Op 9 mei 2011 was dit niet gebeurd. Er waren bij [appellante sub 1] geen schriftelijke werk-, en/of veiligheidsinstructies aanwezig voor laswerkzaamheden aan de buitenkant van een tank. Door de heer [appellant sub 2] is ooit tegen de heer [medewerker appellanten] verteld mangaten op de tank open te zetten alvorens te beginnen met lassen. Er was bij [appellante sub 1] geen standaard procedure aanwezig om na te gaan in welke staat de tankopleggers van [geïntimeerde] zich bevonden als ze werden aangeleverd voor laswerkzaamheden aan de buitenkant van de tank, welk product in de tank heeft gezeten, of daarbij gassen kunnen zijn ontstaan en of deze brandbaar en/of explosief zijn. (..) Met name waren geen maatregelen getroffen om de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties van ontvlambare stoffen op de werkplek te voorkomen. Voorafgaand aan laswerkzaamheden aan een tankoplegger waren namelijk geen maatregelen genomen om de aanwezigheid van brandbare gassen in de tank te voorkomen, waardoor het gevaar voor brand of explosie niet zoveel mogelijk was vermeden. (..)”
[appellant sub 2] heeft op 10 mei 2011 aan de inspecteur van de Arbeidsinspectie onder meer verklaard:
“We hebben géén standaard controleprocedure om te controleren of de tankoplegger ook hier wordt aangeleverd zoals afgesproken. Ik vertrouw op [directeur geïntimeerde] en zijn medewerkers dat ze de wagens hier leeg neerzetten. (..) Ik weet dat als er product in zit, dat dit kan gaan gisten en dat er gassen kunnen ontstaan. Ik weet niet welke gassen en of ze explosief zijn. Ik ben er door [geïntimeerde] nooit op gewezen dat er explosieve gassen kunnen ontstaan. Ik weet immers ook niet wat ze laden en wat daarbij mogelijk kan gebeuren aan gasvorming. (..)”
[directeur geïntimeerde] (directeur/eigenaar van [geïntimeerde] ) heeft onder meer verklaard:
“
Diegene die aan de tank moet lassen moet zelf controleren of de mangaten open staan (..) Er is geen afspraak met [appellant sub 2] dat (..) de mangaten open staan, als wij de tankopleggers er neer zetten. (..)
[medewerker appellanten] heeft onder meer verklaard:
“
Ik zet altijd de mangaten boven op de tank open, of laat dit de chauffeur doen, voordat ik begin met lassen. Ooit ben ik te weten gekomen dat dan de druk van de tank kan. Ik heb er maandag 9 mei niet aan gedacht. Ik weet niet waarom. (..) Er is mij nooit verteld dat er brandbare gassen kunnen ontstaan. In wezen is dat ook niet belangrijk om te weten, omdat de tank leeg en schoon zou zijn. Ik weet dat als er druk op een tank staat, dat deze kan exploderen. (..)”.
In een email van 12 mei 2011 heeft de inspecteur aan [appellant sub 2] gevraagd wat de redenen zijn dat hij van [geïntimeerde] een lege tank aangeleverd wil krijgen en of hij die redenen met [directeur geïntimeerde] heeft besproken. Hierop heeft [appellant sub 2] geantwoord:
“
Als er product uit loop gaan wij er niet bijvoorbeeld onder liggen we kunnen dan ook niets vast pakken, onze gereedschappen blijven niet zuiver we kunnen het niet hebben dat ons erf wordt bevuilt als er boven op product op ligt donder je naar beneden dat soort zaken bedoel ik, en ja die zijn zeker bij [directeur geïntimeerde][ [geïntimeerde] , hof]
bekend.”
h) Een door [expert Achmea] , expert van Achmea Schadeservice (de verzekeraar van [geïntimeerde] ) op 6 juli 2011 opgesteld rapport (hierna: rapport-Achmea) (prod. 1 inl. dagv.) vermeldt:
“
Eigen bevindingen
(..) Door het gistproces ontstaat er een gasmengsel dat achterblijft in de tank. Doordat men bij het lassen de twee mangaten niet heeft geopend is er een explosie opgetreden die de schade heeft veroorzaakt. (..)”.
De schade van [geïntimeerde] op basis van totaal verlies werd in dit rapport begroot op € 76.900,00 excl. btw.
i. i) Achmea Rechtsbijstand heeft namens [geïntimeerde] [appellanten] op 11 juli 2011 aansprakelijk gesteld voor de schade (prod. 3 inl. dagv.).
j) De verzekeraar van [appellanten] , Avéro Achmea, heeft op 28 juli 2011 de aansprakelijkheid van [appellanten] afgewezen. Zij stelde op haar beurt [geïntimeerde] aansprakelijk voor de door [appellant sub 2] geleden schade aan onder meer bedrijfsgebouwen en voor de door [medewerker appellanten] geleden letselschade. Zij beriep zich daarbij op een onderzoek, uitgevoerd door [Expertise] Expertise B.V. (hierna: rapport- [Expertise] ).
k) Het rapport- [Expertise] d.d. 22 juli 2011 vermeldt onder meer:
“3.3. Expertise tankoplegger
Tijdens een expertise aan de aluminium tank bleek dat er een restant van het product (..) hierin aanwezig was. (..) Vastgesteld werd voorts dat ten tijde van de explosie de beide aan de bovenzijde van de tank aanwezige mangaten afgesloten waren. De werking van het eveneens aan de bovenzijde van de tank aanwezige overdrukventiel kon niet meer worden gecontroleerd. Los van een juiste werking van dit ventiel wordt gesteld dat er zich in de tank, voorafgaand aan de laswerkzaamheden, nimmer een hoge druk heeft kunnen opbouwen. De tankwand was immers op twee plaatsen gescheurd.