ECLI:NL:GHSHE:2015:5181

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
HR 200 169 620_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot herstel van gezamenlijk gezag en omgangsregeling na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het gezamenlijk gezag over de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] werd beëindigd en de omgangsregeling met de vader werd ontzegd. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht om herstel van het gezamenlijk gezag en een begeleide omgangsregeling. De moeder, die het gezag alleen kreeg, verzocht om de grieven van de vader ongegrond te verklaren en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 5 november 2015, waarbij de vader, de moeder, de Raad voor de Kinderbescherming en de bijzondere curator aanwezig waren. De vader voerde aan dat hij zijn mentaliteit had veranderd en dat het in het belang van de kinderen was om het contact met hem te herstellen. De moeder daarentegen betwistte dat de vader zijn gedrag had veranderd en stelde dat de kinderen nog steeds afwijzend stonden tegenover contact met de vader.

Het hof overwoog dat de kinderen in ernstige mate waren belast door de jarenlange strijd tussen de ouders, wat had geleid tot een loyaliteitsconflict. Het hof concludeerde dat het herstel van contact met de vader op dat moment ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. De positieve ontwikkeling van de kinderen sinds hun terugplaatsing bij de moeder werd als cruciaal beschouwd, en het hof oordeelde dat het proces van heling niet verstoord mocht worden door contactherstel met de vader. Het hof bekrachtigde daarom de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 10 december 2015
Zaaknummer: 200.169.620/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/187633 / FA RK 14-280
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.J.A. Bosma,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. M. Kikken.
In de onderhavige zaak worden als belanghebbenden aangemerkt:
  • Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de GI);
  • mr. E.J.A. Roeleven (hierna: de bijzondere curator).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Maastricht, hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 februari 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 mei 2015, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen:
  • dat het gezamenlijk gezag van partijen over de hierna nader te noemen minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zal worden hersteld;
  • dat een begeleide omgangsregeling zal worden vastgesteld met hulp van de gezinsvoogd met als uitgangspunt een langzame opbouw naar de omgangsregeling zoals verzocht door de bijzondere curator, in haar verslag tevens houdende een zelfstandig verzoek van 31 maart 2014.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 juni 2015, heeft de moeder verzocht de grieven van de vader ongegrond te verklaren en voormelde beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 november 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Bosma;
-mr. Kikken;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de stichting] .
- de bijzondere curator.
2.3.1.
De moeder is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen in eerste aanleg d.d. 13 januari 2015 en 30 juni 2014;
- de brief van de GI d.d. 19 juni 2015;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 22 oktober 2015;
- het V6-formulier met bijlagen van de bijzondere curator d.d. 26 oktober 2015;
- het V8-formulier met bijlagen van de bijzondere curator d.d. 3 november 2015;
- het faxbericht met bijlagen van de bijzondere curator d.d. 4 november 2015;
- de ter zitting door de bijzondere curator overgelegde en voorgedragen pleitnotities.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 22 januari 1999 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] .
3.1.1.
De onderhavige zaak betreft enkel de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (hierna ook: de kinderen) .
Partijen oefenden van rechtswege het gezamenlijk ouderlijk gezag over de kinderen uit. Zij hebben het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 30 augustus 2006 heeft de rechtbank Amsterdam tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk is op 27 oktober 2006 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s Gravenhage.
Bij beschikking van 23 april 2008 is tussen de vader en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] een omgangsregeling vastgesteld.
Sinds september 2008 verblijft [minderjarige 1] bij de vader en is er geen sprake meer van contact tussen haar en de moeder.
3.3.
Vanaf juni 2009 tot 23 juni 2012 hebben de kinderen onder toezicht gestaan van de Stichting Bureau Jeugdzorg [vestigingsplaats] .
3.4.
Na de kerstvakantie 2013/2014 heeft de vader de kinderen niet teruggebracht naar de moeder. In verschillende (kort geding)procedures, heeft de rechtbank Amsterdam de vader veroordeeld om de kinderen aan de moeder af te geven. De moeder heeft vergeefs getracht deze vonnissen ten uitvoer te (doen) leggen.
3.5.
Bij beschikking van 23 januari 2014 heeft de rechtbank Amsterdam op verzoek van de raad een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken en een machtiging uithuisplaatsing afgegeven voor een verblijf van de kinderen in een crisisopvang.
3.6.
Op 23 januari 2014 heeft de raad verzocht een machtiging uithuisplaatsing af te geven voor een verblijf van de kinderen bij de vader. Bij verzoek van 3 februari 2014 heeft de raad verzocht deze machtiging te verlenen voor resterende duur van de ondertoezichtstelling.
Bij beschikking van 24 januari 2014 heeft de rechtbank Amsterdam een machtiging uithuisplaatsing afgegeven voor een verblijf van de kinderen bij de met het gezag belaste vader.
3.7.
Bij beschikking van 4 februari 2015 heeft de rechtbank Amsterdam de voorlopige ondertoezichtstelling gehandhaafd met ingang van 23 januari 2014 tot 4 februari 2014 en de voorlopige ondertoezichtstelling voor het overige herroepen.
Tevens heeft de rechtbank de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen voor een verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder tot en met 24 januari 2014 gehandhaafd en de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de met gezag belaste vader met ingang van 24 januari 2014 tot 4 februari 2014 om 15.45 uur, gehandhaafd.
De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen en (ex artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) een bijzondere curator benoemd om de kinderen ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft nog niet in persoon een bijzondere curator aangewezen bij deze beschikking, maar de zaak ten aanzien van deze benoeming naar de rechtbank Limburg verwezen in de stand waarin deze zich bevond.
3.8.
Bij vonnis in Kort Geding van 14 februari 2014 heeft de rechtbank Amsterdam het contact tussen de vader en de kinderen geschorst.
3.9.
De kinderen verbleven in de periode van 10 februari 2014 tot half mei 2014 in een crisisopvang van Xonar. Sinds half mei 2014 verblijven zij weer bij de moeder.
3.10.
Bij beschikking van 21 februari 2014 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, mr. Roeleven tot bijzondere curator benoemd.
Bij brief d.d. 31 maart 2014 heeft de bijzondere curator een verslag ingediend van haar bevindingen, tevens houdende een zelfstandig verzoek tot vaststelling van een contactregeling tussen de vader en de kinderen.
3.11.
Bij beschikking van 30 juni 2014 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, de raad verzocht onderzoek te doen en advies uit te brengen met betrekking tot de vragen:
  • is wijziging van het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen?
  • is wijziging van de verblijfsregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van de kinderen en zo ja; hoe dient deze verblijfsregeling gestalte te krijgen?
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.12.
In hoger beroep van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2014, heeft het hof Amsterdam bij beschikking van 30 september 2014 de kinderen alsnog onder toezicht gesteld van de GI tot 23 januari 2015. Bij beschikking de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 22 januari 2015 is deze ondertoezichtstelling verlengd tot 23 januari 2016.
3.13.
Op 31 oktober 2014 heeft de raad rapport en advies uitgebracht.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht:
  • bepaald dat het gezamenlijk gezag over de kinderen wordt beëindigd en dat de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag over de kinderen heeft;
  • de bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2008 vastgestelde verblijfsregeling gewijzigd, in die zin dat aan de vader het recht op omgang met de kinderen wordt ontzegd;
  • het meer of anders verzochte afgewezen.
3.14.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Ter zitting van het hof heeft de vader zijn grief c.q. grieven, voor zover deze gericht zijn tegen de beëindiging van het gezamenlijk gezag, ingetrokken. Het hof zal het verzoek van de vader in hoger beroep derhalve in zoverre afwijzen.
Het navolgende heeft enkel betrekking op de omgang tussen de vader en de kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
3.15.
De vader voert in zijn beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – het volgende aan.
De vader heeft zijn mentaliteit gewijzigd en is tot het inzicht gekomen dat hij begin 2014 verkeerd heeft gehandeld, hetgeen een schadelijk effect heeft gehad op de kinderen. De vader wist toen nog niet dat de kinderen een gespleten loyaliteit hadden en dat de uitspraken van de kinderen daaruit voortkwamen. De vader is bezig zijn frustratie, boosheid en verdriet richting de moeder een plaats te geven. De vader heeft dagelijks gesprekken met zijn imam en informele gesprekken met een psychologe.
De vader stelt dat met een (in eerste instantie) beperkte begeleide omgangsregeling de kinderen niet zullen hoeven kiezen, maar er wel een langzaam herstel van het contact kan plaatsvinden.
Nu de kinderen en de moeder de kans hebben gekregen om het contact onderling weer op te bouwen onder omstandigheden dat de kinderen de moeder eigenlijk niet wilden zien, is het van belang voor de kinderen dat zij deze kans nu ook met de vader krijgen. De vader beschikt over voldoende opvoedkundige vaardigheden. Volgens de vader dient de vraag te worden gesteld of het vergroten van de bereidheid van de kinderen om het contact met de vader te herstellen, bereikt kan worden door de vader thans het recht op omgang te ontzeggen. Uit de brief van de GI d.d. 19 juni 2015 maakt de vader op dat het thans beter gaat met de kinderen, maar het is nog maar de vraag of dit komt doordat de vader thans uit beeld is, dan wel doordat de procedures en de strijd gestaakt zijn.
Dat de moeder geen draagkracht zou hebben en geen omgang tussen de vader en de kinderen tot stand wil brengen, kan geen grond zijn om geen contact met de vader toe te staan. De gezinshulp en andere hulpverlening kunnen de moeder hierbij ondersteunen. Het belang van de kinderen overstijgt volgens de vader het belang van de moeder. De vader heeft zorgen over de huidige situatie, onder meer omdat de moeder niet meer in gesprek wenst te gaan met de bijzondere curator. De vader betwijfelt dat de moeder ooit uit eigen beweging zal gaan investeren in het contact tussen de vader en de kinderen.
Ook het contactherstel tussen de kinderen en [minderjarige 1] zou weer op gang moeten komen. De vader verzoekt dan ook aan te geven dat [minderjarige 1] wel contact in de vorm van brieven en/of telefonisch contact mag hebben en als de kinderen aangeven dat zij [minderjarige 1] willen zien, dat [minderjarige 1] de kinderen kan bezoeken.
De vader stelt dat hij zijn verzoek om het gezamenlijk gezag te behouden niet heeft gehandhaafd, omdat het voor de moeder praktisch onmogelijk is om de vader onder ogen te komen en omdat hij de moeder gerust wil stellen en haar duidelijk wil maken dat er geen angst hoeft te zijn dat hij de kinderen bij haar zal weghalen.
3.16.
De moeder voert in haar verweerschrift, zoals door haar advocaat aangevuld ter zitting – kort samengevat – het volgende aan.
De vader heeft geen enkele mentaliteitsverandering doorgemaakt. Sinds 2008 voert de vader dezelfde strijd tegen de moeder, door haar ten onrechte te beschuldigen van mishandeling van de kinderen en haar te diskwalificeren en door ieder jaar minstens één procedure tegen de moeder te entameren. Samen met [minderjarige 1] heeft de vader de kinderen geïnstrueerd en onder druk gezet om tegen diverse professionals onwaarheden te vertellen. De vader heeft de kinderen in het verleden herhaaldelijk niet bij de moeder teruggebracht. Tijdens elke mondelinge behandeling en bij elke bespreking stelt de vader dat hij berust en medewerking zal verlenen en iedere keer blijkt het tegendeel. Zelfs nog tijdens de bespreking van ‘1Gezin-1Plan’ in 2014 en tijdens de laatste mondelinge behandeling op 13 januari 2015, bleef de vader de beschuldigingen van kindermishandeling herhalen en het hoofdverblijf van de kinderen ter discussie stellen. Dat de vader verkeerd zou zijn geïnformeerd over de loyaliteitsproblematiek van de kinderen raakt kant noch wal, aangezien hij door diverse advocaten is bijgestaan. Het feit dat de vader niet kan inzien dat zijn strijd, beschuldigingen en manipulaties de moeder en de kinderen ernstig hebben belast, geeft eens te meer aan dat de vader geen enkel probleembesef heeft.
Hoewel de kinderen en de moeder diverse soorten hulpverlening krijgen en er met kleine stapjes verbeteringen worden gezien, zijn de kinderen nog heel duidelijk in hun afwijzing van de vader en [minderjarige 1] . De moeder verwijst naar het psychodiagnostische verslag van mevrouw drs. [psycholoog] : het tempo van de kinderen dient gevolgd te worden en er dient niets geforceerd te worden. Het herstel kan nog jaren duren. De man dient zich dit te realiseren en zijn verantwoordelijkheid te nemen, nadat hij jarenlang verwijtbaar heeft gehandeld door de belangen van de kinderen niet voorop te stellen. De positieve ontwikkeling is het gevolg van het op afstand houden van de vader, waardoor de kinderen rust hebben gekregen. De moeder heeft individuele en groepstherapie gevolgd en wordt thans nog ondersteund door maatschappelijk werk. Zij neemt haar verantwoordelijkheid, maar meer kan er op dit moment niet van haar worden gevraagd. Hoewel de belangen van de kinderen dienen te prevaleren, kan niet voorbij worden gegaan aan het feit dat de vader door zijn jarenlange strijd de moeder emotioneel kapot heeft gemaakt.
De moeder wijst erop dat de vader het contactherstel tussen de moeder en [minderjarige 1] nimmer heeft gestimuleerd. De vader heeft het toegestaan dat [minderjarige 1] bij de pogingen van de moeder om de kinderen bij de vader op te halen, de moeder uitschold en bespuugde.
De moeder stelt tot slot dat van de professionals in dezen die de belangen van de kinderen dienen te behartigen, alleen de stichting een actueel beeld heeft van de kinderen. Het advies van de stichting zou gevolgd moeten worden. De bijzondere curator heeft post naar het verkeerde adres gestuurd en de raad heeft de moeder noch de kinderen gesproken sinds de terugkeer naar de moeder.
3.17.
De GI brengt in haar brief d.d. 19 juni 2015 het volgende naar voren.
De kinderen ontwikkelen zich thans goed, conform hun leeftijd. Zij komen toe aan de normale zaken waar kinderen van hun leeftijd mee bezig zijn. Ze doen het goed op school, binnen de mogelijkheden die zij hebben, hetgeen wordt onderbouwd door de kinderen zelf, de moeder, Xonar dagbehandeling, school en de psycholoog waar ze inmiddels gezien zijn. De moeder heeft met de kinderen gewerkt aan hun zelfstandigheid. De kinderen zijn tot rust gekomen en hebben in hun dagelijkse leven geen last meer van hun ervaringen in het verleden. De moeder en de kinderen sterken elkaar in het loslaten van het verleden.
Het niet meer hoeven voeren van de juridische procedures heeft een groot positief effect op het gezinsfunctioneren. De rust in het gezin is volgens de psycholoog een therapeutische interventie. Een therapeutische
behandelingzou nu contra-indicatief zijn. Bij de kinderen worden geen stemmingsproblemen, angsten, nachtmerries en/of herbelevingen gezien. Ook de dagelijkse zorg en omgang van de moeder met de kinderen werkt therapeutisch.
Xonar gezinsdagbehandeling is afgesloten per 11 mei 2015. De doelen zijn behaald en de moeder is een goede opvoeder gebleken. De moeder heeft psychosociale hulp om de traumatische periode te verwerken en ervaart daarvan veel steun. De moeder heeft met Alcander (maatschappelijk werk) afgesproken dat ze maandelijks een gesprek heeft om de dagelijkse zaken te bespreken.
Voor de gezonde ontwikkeling van de kinderen is het van enorm belang dat het proces van rust, coping en versteviging van de hechting met de moeder niet verstoord wordt door nu te gaan wroeten in het verleden. De loyaliteitsproblemen zijn minder vitaal. Wel kunnen de kinderen hiervan nog last krijgen in de toekomst. De moeder is heel goed in staat dit proces te begeleiden en indien nodig opnieuw hulp in te schakelen.
De vader dient de kinderen los te laten om het proces van heling niet te verstoren en de kansen te vergroten dat er in de toekomst bij de kinderen sprake kan zijn van verwerking van alles wat ze hebben meegemaakt. Pas dan is er een kans dat de kinderen hun vader emotioneel weer kunnen toelaten in hun leven. Het is voor de kinderen nu nog moeilijk om [minderjarige 1] los te zien van de vader, zodat haar nog geen plekje kan worden gegeven in het leven van de kinderen. Geforceerd contactherstel met [minderjarige 1] zou het proces van heling eveneens verstoren.
3.17.1.
Ter zitting heeft de stichting hier nog aan toegevoegd dat op korte termijn zal moeten worden verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling. Of de GI daartoe overgaat hangt mede af van de uitkomst van de onderhavige procedure. De GI acht de kans dat de moeder, onder begeleiding van de stichting, thans wil investeren in de onderlinge relatie tussen de ouders en het contact tussen de vader en de kinderen, zeer gering. De moeder, maar ook de GI zelf, heeft weinig vertrouwen dat de strijd tussen partijen thans wel zou kunnen verminderd of beëindigd. Ook indien de ouders de strijd zouden staken is het de vraag welke impact het verleden en de trauma’s nog hebben. Het is aan de stichting om de belangen van de kinderen voorop te stellen door hun eigen identiteit te sterken en hen te leren een eigen keuze te maken, alsmede door de moeder te helpen in het creëren van ruimte voor contact met de vader. De periode van een half jaar die thans verstreken is sinds de plaatsing bij de moeder, is te kort om op dat gebied al voldoende vooruitgang te hebben geboekt. De GI verwacht dat daar nog jaren voor nodig zullen zijn.
3.18.
De raad brengt ter zitting het volgende naar voren.
De raad maakt uit de stukken en het verhandelde ter zitting op dat de vader de nodige stappen heeft gezet. Uit een eerder raadsonderzoek blijkt dat de raad toen het vermoeden had dat als de moeder met het eenhoofdig gezag zou worden belast, er meer ruimte zou komen voor contact tussen de kinderen en de vader. De raad maakt uit de stukken niet op dat daarin al stappen zijn gezet of dat de moeder daar anderszins mee bezig is geweest.
De moeder dient de kinderen toestemming te geven om onder begeleiding contact te hebben met de vader, of wellicht eerst met [minderjarige 1] . Het is volgens de raad van belang dat daarvoor een plan wordt gemaakt en dat dat niet alsmaar vooruitgeschoven wordt. In het kader van de ondertoezichtstelling dient daartoe het een en ander te gebeuren.
3.19.
De bijzondere curator brengt in reactie d.d. 13 januari 2015, overgelegd bij voormeld V6-formulier d.d. 26 oktober 2015, zoals aangevuld ter zitting, het volgende naar voren.
Dat de kinderen boos zijn op de vader levert geen ernstig nadeel op voor hun geestelijke of lichamelijke ontwikkeling en is derhalve geen (wettelijke) grond om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen. Voorts is niet gebleken dat de vader kennelijk ongeschikt is tot omgang. De bijzondere curator kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de kinderen nu weer het idee hebben te moeten kiezen tussen de ouders.
De bijzondere curator ziet een mentaliteitsverandering bij de vader. Die ziet in dat hij niet verstandig heeft gehandeld. Hij heeft zich nu echter op de achtergrond gehouden en geduldig de beslissing van de rechtbank afgewacht. De moeder heeft nog hulp nodig om de kinderen ruimte te kunnen geven voor contact met de vader. De moeder voelt zich gesterkt doordat zij een aantal procedures heeft gewonnen, maar volgens de bijzondere curator willen de kinderen wel contact met de vader. Zij wijst op de mogelijkheden van een BOR-begeleiding.
De gezinsvoogd verwacht volgens de bijzondere curator actie van de ouders en dat veronderstelt contact tussen de vader en de kinderen. De bijzondere curator ziet niet in wat het volledig buitenspel zetten van de vader kan bijdragen aan het behalen van de doelen van de ondertoezichtstelling.
De bijzondere curator heeft ten behoeve van de procedure in hoger beroep getracht een gesprek met de kinderen te plannen. Het adres waarnaar de bijzondere curator in het verleden steeds de brieven aan de moeder heeft verstuurd, welke brieven de moeder steeds hebben bereikt, bleek nu niet het adres van de moeder te zijn. Toen de bijzondere curator de moeder eindelijk te spreken kreeg verklaarde die niet mee te zullen werken aan het plannen van een gesprek en voornemens te zijn een andere bijzondere curator te vragen voor de kinderen.
3.20.
Het hof overweegt het volgende.
3.20.1.
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.20.2.
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 en lid 3 aanhef en sub a en d BW ontzegt de rechter het recht op omgang – al dan niet voor bepaalde tijd – indien:
  • omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
  • omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.20.3.
Tussen partijen is in geschil of de vader het recht op omgang met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ontzegd moet worden.
3.20.4.
Het hof stelt voorop dat de kinderen in ernstige mate zijn belast door de jarenlange strijd tussen de ouders. Bij de kinderen is hierdoor een ernstig loyaliteitsconflict ontstaan, in die zin dat zij een gespleten loyaliteit hebben ontwikkeld, waardoor de kinderen zich jegens de ouder bij wie zij verblijven loyaal tonen, terwijl zij ieder contact met de andere ouder afwijzen.
De vader heeft de kinderen na de kerstvakantie van 2013/2014 niet teruggebracht naar de moeder en hij weigerde gehoor te geven aan verschillende rechterlijke beslissingen, waarin hem was bevolen de kinderen aan de moeder af te geven. De kinderen hebben in die periode ieder contact met de moeder afgewezen. Na een kort verblijf van de kinderen op een neutrale plaats, stonden de kinderen weer open voor contact met de moeder en is het contact tussen de moeder en de kinderen hersteld. Thans wijzen de kinderen ieder contact met de vader (en [minderjarige 1] ) af.
3.20.5.
Hoewel als uitgangspunt geldt dat kinderen belang hebben bij contact met de niet-verzorgende ouder en het aan de verzorgende ouder is om dit contact te stimuleren en daarvoor ruimte de creëren bij de kinderen, is het hof van oordeel dat in het onderhavige geval omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen en acht het hof het in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen om het contact met de vader op dit moment te herstellen.
3.20.6.
Het hof neemt daarbij in overweging dat de kinderen in de periode waarin zij geen contact hebben gehad met de vader, een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt. Zij ontwikkelen zich binnen hun mogelijkheden leeftijdsadequaat en zij komen weer toe aan hun ontwikkelingstaken. Het gaat thans goed met de kinderen.
De kinderen hebben hulp gehad van een psycholoog; zij hebben thans geen hulpvraag meer, waarbij de psycholoog kan aansluiten. Xonar gezinsdagbehandeling is afgesloten in mei 2015 aangezien de doelen waren behaald. De moeder heeft psychologische hulp om de traumatische periode, die zij heeft door gemaakt, te verwerken en zij praat maandelijks met een maatschappelijk werker.
3.20.7.
De vader betwist dat de positieve ontwikkeling het gevolg is van zijn afwezigheid in het leven van de kinderen en stelt dat dit ook het gevolg kan zijn van het feit dat de strijd om de kinderen is gestaakt. Het hof is echter van oordeel dat, wat er ook zij van de oorzaak van de positieve ontwikkeling, het voor de gezonde ontwikkeling van de kinderen thans van belang is dat het proces van rust, coping en versteviging van de hechting met de moeder dat nu gaande is, niet verstoord wordt door de kinderen nu tot contactherstel met de vader te dwingen. Dat bij de vader, zoals hij zelf stelt, een mentaliteitsverandering heeft plaatsgevonden, hetgeen door de bijzondere curator en de raad wordt bevestigd, maakt dit niet anders. De kinderen hebben tijd nodig om hun ervaringen te verwerken, hun gevoel van veiligheid te herstellen en hun zelfvertrouwen te vergroten. Daarvoor is een langere periode nodig dan thans is verstreken sinds de terugplaatsing van de kinderen bij de moeder in mei 2014, mede gezien jarenlange strijd tussen de ouders die daaraan vooraf is gegaan en met name de gedragingen van de vader vanaf het moment dat hij eenzijdig heeft besloten de kinderen niet naar de moeder te laten terugkeren na de kerstvakantie 2013/2014. Dit proces van heling bij de kinderen vergt volgens de gezinsvoogd mogelijk nog jaren.
In dit kader acht het hof voorts van belang dat ook de moeder de tijd krijgt om het verleden een plek te geven en draagkracht te creëren om het contactherstel tussen de vader en de kinderen in de toekomst te gaan ondersteunen. De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof terecht overwogen dat de kinderen die ondersteuning hard nodig zullen hebben. Het gegeven dat de moeder het contact op dit moment nog niet kan ondersteunen, wil niet zeggen dat zij daartoe na verloop van een zekere periode niet toe in staat zal zijn. Van de moeder kan verwacht worden dat zij hulpverlening blijft accepteren en blijft werken aan het vergroten van haar eigen mogelijkheden om bij de kinderen ruimte te creëren voor contact met de vader (en [minderjarige 1] ).
3.20.8.
De wens van de vader om het contact te herstellen en zijn belang bij contactherstel, dienen naar het oordeel van het hof op grond van al het voorgaande thans tijdelijk te wijken voor de zwaarwegende belangen van de kinderen.
3.20.9.
Het hof concludeert dat is voldaan aan gronden tot ontzegging van omgang als bedoeld in artikel 1:377a lid 3 sub a en d BW.
De rechtbank heeft het verzoek van de bijzondere curator derhalve terecht afgewezen.
3.21.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 februari 2015;
wijst af het meer of anders verzochte;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, H. van Winkel en H.M.A.W. Erven en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2015.