Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de GI);
- mr. E.J.A. Roeleven (hierna: de bijzondere curator).
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- dat het gezamenlijk gezag van partijen over de hierna nader te noemen minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zal worden hersteld;
- dat een begeleide omgangsregeling zal worden vastgesteld met hulp van de gezinsvoogd met als uitgangspunt een langzame opbouw naar de omgangsregeling zoals verzocht door de bijzondere curator, in haar verslag tevens houdende een zelfstandig verzoek van 31 maart 2014.
3.De beoordeling
Tevens heeft de rechtbank de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen voor een verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder tot en met 24 januari 2014 gehandhaafd en de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de met gezag belaste vader met ingang van 24 januari 2014 tot 4 februari 2014 om 15.45 uur, gehandhaafd.
- is wijziging van het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen?
- is wijziging van de verblijfsregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van de kinderen en zo ja; hoe dient deze verblijfsregeling gestalte te krijgen?
- bepaald dat het gezamenlijk gezag over de kinderen wordt beëindigd en dat de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag over de kinderen heeft;
- de bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2008 vastgestelde verblijfsregeling gewijzigd, in die zin dat aan de vader het recht op omgang met de kinderen wordt ontzegd;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
behandelingzou nu contra-indicatief zijn. Bij de kinderen worden geen stemmingsproblemen, angsten, nachtmerries en/of herbelevingen gezien. Ook de dagelijkse zorg en omgang van de moeder met de kinderen werkt therapeutisch.
De moeder dient de kinderen toestemming te geven om onder begeleiding contact te hebben met de vader, of wellicht eerst met [minderjarige 1] . Het is volgens de raad van belang dat daarvoor een plan wordt gemaakt en dat dat niet alsmaar vooruitgeschoven wordt. In het kader van de ondertoezichtstelling dient daartoe het een en ander te gebeuren.
- omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
- omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.