ECLI:NL:GHSHE:2015:5338

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
HD 200.170.352_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv in civiele procedure tussen Technische Handelsonderneming B.V. en Gemeente Hattem

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellante, Technische Handelsonderneming B.V., had een vordering ingesteld tegen de Gemeente Hattem, die als geïntimeerde fungeerde. De zaak was een vervolg op een eerder vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de Gemeente Hattem vorderingen had ingesteld tegen de appellante wegens het niet leveren van een tankautospuit. De Gemeente had de appellante in eerste aanleg veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 124.950,- en schadevergoeding van € 60.288,-. De appellante was het niet eens met dit vonnis en had hoger beroep ingesteld.

In het incident vorderde de appellante inzage in verschillende documenten die verband hielden met de levering van de tankautospuit. Het hof oordeelde dat de Gemeente Hattem voldoende had voldaan aan de verzoeken van de appellante door relevante stukken over te leggen. Het hof wees de vordering van de appellante af, omdat deze niet voldoende rechtmatig belang had bij de gevraagde documenten. De appellante werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident.

De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor memorie van antwoord, waarbij verdere beslissingen werden aangehouden. Dit arrest werd uitgesproken op 22 december 2015 door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.170.352/02
arrest van 22 december 2015
gewezen in het incident ex artikel 843a Rv in de zaak van
Technische Handelsonderneming [Handelsonderneming] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. R.M.A. Lensen te Terneuzen,
tegen
Gemeente Hattem,
gevestigd te Hattem,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle,
op het bij exploot van dagvaarding van 30 oktober 2014, hersteld bij exploot van 24 april 2015, ingeleide hoger beroep van het vonnis van 30 juli 2014, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg tussen appellante – [appellante] – als gedaagde en geïntimeerde – Gemeente Hattem – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/273714 / HAZA 13-923)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis, alsmede het vonnis in incident van 26 februari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep, alsmede het herstelexploot;
  • het exploot van anticipatie van 13 mei 2015;
  • de memorie van grieven tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv met producties;
  • de incidentele antwoordconclusie.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Het hof gaat uit van de volgende.
Gemeente Hattem heeft op 24 december 2010 - conform de offerte van 3 november 2010 - opdracht verleend aan AiGroup Benelux B.V. (hierna: AiG) tot levering van een tankautospuit aan Gemeente Hattem voor een bedrag van € 175.000,- exclusief BTW. Daarbij is afgesproken dat de levertijd 220 werkdagen na officiële opdracht bedraagt.
Bij brief van 25 januari 2011 heeft AiG aan Gemeente Hattem medegedeeld dat in verband met een interne reorganisatie van hun vennootschappen, de opdracht is overgedragen aan [appellante] die de opdracht zal uitvoeren volgens opdracht en die alle afspraken welke tussen AiG en Gemeente Hattem zijn gemaakt zal eerbiedigen.
Op 11 februari 2011 heeft Gemeente Hattem, conform de offerte van 3 november 2010, zestig procent van de koopsom vermeerderd met BTW, te weten € 124.950,- aan [appellante] betaald.
De levering van de tankautospuit heeft daarna niet plaatsgevonden. Partijen geven ieder een andere uitleg van het uitblijven van de levering.
Bij brief van 20 juni 2013 (productie 3 bij de inleidende dagvaarding) schrijft Gemeente Hattem aan [appellante] :
“(…) Wij stellen u hierbij formeel in gebreke.
Wij willen de tankautospuit compleet geleverd ontvangen conform bestek en overeengekomen specificaties op uiterlijk 1 oktober aanstaande.
Voor het geval die levering niet plaats vindt op uiterlijk genoemde datum, roepen wij reeds hierbij de buitengerechtelijke ontbinding in van de met u gesloten overeenkomst. Deze overeenkomst geldt dus als van rechtswege ontbonden indien de complete levering per uiterlijk 1 oktober aanstaande uitblijft. (…)”
Bij brief van 14 oktober 2013 (productie 6 bij de inleidende dagvaarding) schrijft Gemeente Hattem aan [appellante] :
“(…) U hebt ook deze termijn laten verstrijken, met als gevolg dat de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden is per 1 oktober 2013. Het gevolg van deze ontbinding is dat de prestaties over en weer ongedaan moeten worden gemaakt. Bovendien bent u aansprakelijk voor de door de Gemeente geleden en te lijden schade. (…)”
3.2.
Gemeente Hattem heeft in eerste aanleg gevorderd:
- [appellante] te veroordelen tot betaling aan Gemeente Hattem van een bedrag van € 124.950,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 11 februari 2011;
- [appellante] te veroordelen tot het vergoeden van de schade die Gemeente Hattem heeft geleden ten gevolge van de ontbinding, te weten een bedrag van € 60.288,-;
- [appellante] te veroordelen in de proceskosten en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
[appellante] heeft in eerste aanleg geen verweer gevoerd nadat haar advocaat zich aan de zaak had onttrokken.
3.4.
De rechtbank heeft de vorderingen van Gemeente Hattem in het bestreden vonnis toegewezen, behoudens de gevorderde rente over de hoofdsom, welke slechts is toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding.
3.5.
[appellante] is het niet eens met het bestreden vonnis en is ervan in hoger beroep gekomen. Zij heeft ertegen drie grieven geformuleerd.
3.6.
In het incident vordert [appellante] dat Gemeente Hattem wordt veroordeeld tot afgifte van, dan wel het verstrekken van inzage in:
- de tussen Gemeente Hattem dan wel Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland en de leverancier van de eind 2014 opgeleverde tankautospuit gesloten overeenkomst(en), althans de door (een van) hen gesloten overeenkomst(en) met de leveranciers van de samenstellende onderdelen daarvan;
- alle in verband met die gesloten overeenkomst(en) door Hattem gevoerde correspondentie met derden;
- de technische specificaties van het chassis op basis waarvan de eind 2014 in gebruik genomen tankautospuit is gerealiseerd;
- de overige technische uitvoeringsspecificaties van die eind 2014 in gebruik genomen autotankspuit als geheel;
- een specificatie van de kosten van realisatie van deze autotankspuit, onderscheiden naar de verschillende onderdelen van deze tankautospuit.
[appellante] voert daartoe aan dat het Renault-chassis zoals dit door Volvo zonder recht of titel onder zich is genomen, ten behoeve van Gemeente Hattem door een of meer derden is afgebouwd en als complete tankautospuit intussen al geruime tijd bij Gemeente Hattem in gebruik is, na de oplevering daarvan aan Gemeente Hattem in de tweede helft van 2014.
3.7.
Gemeente Hattem heeft verweer gevoerd tegen de vordering in het incident. Volgens Gemeente Hattem is het rechtmatig belang bij de afgifte niet gegeven. Ten tijde van de ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding, dagvaarding en het wijzen van het beroepen vonnis, had Gemeente Hattem nog geen vervangende tankautospuit aangekocht. Wat Gemeente Hattem na de ontbinding heeft gedaan, mist relevantie. Zij heeft haar schade abstract berekend, door na te gaan wat de aanschafprijs was van een vervangende voorziening. [appellante] heeft niet gesteld of duidelijk gemaakt waarom de gevorderde stukken voor haar van belang zouden zijn.
3.8.
Vooropgesteld wordt dat [appellante] ex artikel 843a eerste lid Rv slechts inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen, geen afgifte (derhalve) van originele bescheiden (HR 31 mei 2002, LJN AA4877). De incidentele vordering van [appellante] wordt derhalve aldus gelezen en begrepen dat zij inzage, afschrift of uittreksel vordert van de in rov. 3.6 genoemde stukken.
3.9.
Het hof is van oordeel dat de incidentele vordering dient te worden afgewezen en legt aan dat oordeel het volgende ten grondslag.
Gemeente Hattem heeft bij haar incidentele antwoordconclusie stukken overgelegd die zien op de door haar aan Ziegler Brandweertechniek B.V. op 22 april 2014 verleende opdracht tot het opbouwen van een tankautospuit voor een bedrag van € 161.138,- exclusief BTW. Uit deze stukken volgt dat het chassisnummer in de beslagstukken overeenkomt met het chasissnummer zoals vermeld op de prijsopgave van Volvo van 8 april 2014. Voors blijkt uit de overgelegde stukken dat de verkooprijs van het chassis € 35.000,- exclusief BTW bedraagt.
Uit de stukken die het procesdossier nu bevat, blijken reeds de door Gemeente Hattum aan Ziegler Brandweertechniek B.V. betaalde prijs en het gebruik van het Renault-chassis. Niet genoegzaam geconcretiseerd is wat de gevraagde bescheiden nog meer kunnen zeggen over het Renault-chassis en de daarvoor door de Gemeente Hattum betaalde prijs. Naar het oordeel van het hof is Gemeente Hattem met deze stukken reeds voldoende tegemoet gekomen aan de door [appellante] verlangde bescheiden die aanleiding zijn geweest voor de in dit incident ingestelde vordering. Reeds hierom is het hof van oordeel dat [appellante] onvoldoende rechtmatig belang heeft bij de gevraagde bescheiden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, volgt uit de stellingen van [appellante] niet genoegzaam waarom de gevraagde bescheiden, naast de al beschikbare bescheiden, voor de beoordeling van het geschil relevant zijn.
Voor zover [appellante] afschrift vordert van andere bescheiden, zijn die bescheiden naar het oordeel van het hof onvoldoende bepaald.
3.10.
Het hof zal [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het incident.
In de hoofdzaak
3.11.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van gemeente Hattem tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 894,- aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 2 februari 2016 voor memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 december 2015.
griffier rolraadsheer