In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellante, Technische Handelsonderneming B.V., had een vordering ingesteld tegen de Gemeente Hattem, die als geïntimeerde fungeerde. De zaak was een vervolg op een eerder vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de Gemeente Hattem vorderingen had ingesteld tegen de appellante wegens het niet leveren van een tankautospuit. De Gemeente had de appellante in eerste aanleg veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 124.950,- en schadevergoeding van € 60.288,-. De appellante was het niet eens met dit vonnis en had hoger beroep ingesteld.
In het incident vorderde de appellante inzage in verschillende documenten die verband hielden met de levering van de tankautospuit. Het hof oordeelde dat de Gemeente Hattem voldoende had voldaan aan de verzoeken van de appellante door relevante stukken over te leggen. Het hof wees de vordering van de appellante af, omdat deze niet voldoende rechtmatig belang had bij de gevraagde documenten. De appellante werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident.
De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor memorie van antwoord, waarbij verdere beslissingen werden aangehouden. Dit arrest werd uitgesproken op 22 december 2015 door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen.