In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het hoger beroep inzake kinderalimentatie en de onderhoudsbijdrage voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2007 en 2008. De vrouw, appellante in de zaak met nummer F 200.166.063/01, verzoekt de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 december 2014 te vernietigen en de onderhoudsbijdrage voor de kinderen vast te stellen op € 550,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2013. De man, verweerder in deze zaak, verzoekt de door de vrouw aangevoerde grief als ongegrond te verwerpen en stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de vastgestelde bijdrage te voldoen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 24 september 2015, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. Het hof heeft kennisgenomen van diverse producties en brieven van de advocaten. De vrouw stelt dat de man zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen en dat hij geen wijzigingsverzoek heeft ingediend. De man daarentegen betoogt dat de rechtbank de juiste ingangsdatum voor de alimentatie heeft gehanteerd en dat hij in financiële problemen verkeert door schulden en een laag inkomen.
Het hof overweegt dat partijen in een ouderschapsplan zijn overeengekomen dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal betalen. Het hof oordeelt dat de man vanaf 1 september 2013 rekening had moeten houden met zijn onderhoudsverplichting. De vrouw heeft recht op een hogere alimentatie, en het hof stelt de bijdrage vast op € 161,- per kind per maand voor de periode van 1 september 2013 tot 19 juni 2014, en € 135,- per kind per maand met ingang van 1 juli 2016. De man moet de achterstand in de betaling van kinderalimentatie in maandelijkse termijnen van € 25,- voldoen. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd, behoudens de beslissing over de proceskosten.