In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de vraag of belanghebbende, die eigenaar is van een woning in België, de volledige hypotheekrente op haar inkomen uit werk en woning kan aftrekken. De Inspecteur had slechts de helft van de betaalde hypotheekrente in aftrek toegelaten, wat leidde tot het hoger beroep. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de volledige hypotheekrente op haar heeft gedrukt, aangezien er geen fiscaal partnerschap was met de heer X, met wie zij een gezamenlijke bankrekening had. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, die de aanslag had verminderd, maar niet tot het door belanghebbende gewenste bedrag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de Inspecteur de boetebeschikking had vernietigd en de heffingsrente had verminderd. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de hypotheekrente voor meer dan 50% op haar was betaald, en dat de stelling dat het huurwaardeforfait als alimentatie in natura moest worden aangemerkt, niet kon worden onderbouwd. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.