Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
[appellante] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/269746 / HA ZA 13-698)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 351 Rv;
- de conclusie van eis van [appellanten c.s.] ;
- de antwoordmemorie in het incident van [geïntimeerde] .
3.De beoordeling
- dat in redelijkheid geen spoedeisend belang bestaat bij tenuitvoerlegging bij voorraad van het vonnis van 24 december 2014 waarvan beroep;
- dat ingevolge de wet de rechter een vonnis uitvoerbaar bij voorraad
- dat gelet op de door [appellanten c.s.] in de appeldagvaarding geformuleerde grieven een redelijke kans bestaat dat de appelrechter tot een ander oordeel zal komen dan de rechtbank;
- dat tenuitvoerlegging bij voorraad van het vonnis van 24 december 2014 waarvan beroep ertoe zal leiden dat er een zeer ingrijpende en zeer kostbare verandering van het perceel van [appellanten c.s.] zal moeten plaatsvinden;
- dat herstel in de oude stand wanneer het vonnis van 24 december 2014 waarvan beroep wordt vernietigd gepaard zal gaan met aanzienlijke kosten.