ECLI:NL:GHSHE:2015:999

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
F 200.153.792-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling en het gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009. De moeder, hierna aangeduid als appellante, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 mei 2014 aangevochten, waarin het gezag over [minderjarige] gezamenlijk aan de vader en de moeder was toegekend. De moeder verzocht om de eerdere beschikking te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De vader, verweerder in deze zaak, heeft verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen en de eerdere beschikking te bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 februari 2015 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat er aanzienlijke meningsverschillen bestaan tussen de ouders over het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling voor [minderjarige]. Gezien de situatie waarin [minderjarige] zich bevindt, heeft het hof besloten om een bijzondere curator te benoemen om de belangen van het kind te behartigen. De benoeming van de bijzondere curator is besproken met beide ouders, die hiermee instemden.

Het hof heeft de bijzondere curator de opdracht gegeven om gesprekken te voeren met de ouders en [minderjarige] om te onderzoeken of de ouders in staat zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen en hoe zij de omgang kunnen vormgeven. De verdere behandeling van het hoger beroep is aangehouden totdat de bijzondere curator haar rapport heeft uitgebracht. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 19 maart 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 19 maart 2015
Zaaknummer: F 200.153.792/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/272767 / FA RK 13-6869
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. van Megen,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. A.A.M. van IJzendoorn.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 8 mei 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 augustus 2014, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij beschikking voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- alsnog de inleidende verzoeken van de vader af te wijzen;
- een omgangsregeling vast te stellen c.q. een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen inhoudende dat [minderjarige] :
 gedurende eenmaal per veertien dagen van vrijdag na school tot zondagavond 17:00 uur bij de vader verblijft;
 indien de verjaardag van [minderjarige] in het omgangsweekend van de vader valt dat [minderjarige] tot zondag 13:00 uur bij de vader verblijft;
 Goede vrijdag en eerste Paasdag tot 17:00 uur bij de vader verblijft, tweede Paasdag en Oud en Nieuw bij de moeder verblijft, het ene jaar met Hemelvaart bij de vader verblijft van donderdag tot zondag 17:00 uur en met Pinksteren bij de moeder, waarbij het jaar erop dit dan andersom zal gelden in die zin dat [minderjarige] dan met Hemelvaart bij de moeder verblijft en met Pinksteren van vrijdag tot maandag 17:00 uur bij de vader verblijft;
 met Vaderdag bij de vader verblijft en met Moederdag bij de moeder verblijft;
 in de zomervakantie in de even jaren gedurende twee weken in de eerste drie weken en in de oneven jaren gedurende twee weken in de laatste drie weken bij de vader verblijft;
 in de zomervakantie in de even jaren de tweede helft van de zomervakantie drie weken aaneengesloten bij de moeder verblijft en in de oneven jaren de eerste helft van de zomervakantie drie weken aaneengesloten bij de moeder verblijft;
 in de andere vakanties in het weekend dat [minderjarige] reeds bij de vader verblijft conform de reguliere regeling dat weekend uit te breiden in die zin dat [minderjarige] dan van vrijdagochtend 8:00 uur tot maandagavond 17:00 uur bij de vader verblijft.
Althans een zodanige regeling als het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 23 september 2014, heeft de vader verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 februari 2015.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. S. van Megen, kantoorgenote van de advocaat van de moeder;
-de vader, bijgestaan door mr. A.A.M. van IJzendoorn;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 7 april 2014;
- de brief van de raad d.d. 20 augustus 2014;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 13 februari 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan de vader en de moeder gezamenlijk toekomt en heeft de door partijen bij overeenkomst in augustus 2011 overeengekomen omgangsregeling gewijzigd.
De rechtbank heeft de volgende regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
  • [minderjarige] verblijft tot de aanvang van het nieuwe schooljaar gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot zondag 17:00 uur bij de vader;
  • [minderjarige] verblijft vanaf het nieuwe schooljaar gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot dinsdagochtend naar school bij de vader;
  • [minderjarige] verblijft in de zomervakantie in de even jaren de eerste twee weken van de bouwvakvakantie bij de moeder en de laatste twee weken van de bouwvakvakantie bij de vader en in de zomervakantie in de oneven jaren de eerste twee weken van de bouwvakvakantie bij de vader en de laatste twee weken van de bouwvakvakantie bij de moeder.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de moeder en de vader van mening verschillen over het uitoefenen van het gezamenlijk gezag over [minderjarige] en daarnaast in hun geschil over het vaststellen van een omgangs- of contactregeling tussen de vader en [minderjarige] nauwelijks of niet in staat zijn om afspraken te maken.
Nu [minderjarige] klem dreigt te raken tussen de ouders, acht het hof het aangewezen om ambtshalve ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bijzondere curator te benoemen om de belangen van [minderjarige] in deze kwestie te behartigen.
Op de zitting is de mogelijkheid tot benoeming van een bijzondere curator met de moeder en de vader besproken. Beiden hebben verklaard dat zij zich hierin kunnen vinden. Ook kunnen zij zich vinden in de benoeming van een bijzondere curator die haar praktijk uitoefent in [kantoorplaats] ; de ouders hebben zich bereid verklaard naar [kantoorplaats] te reizen teneinde de bijzondere curator in staat te stellen haar werkzaamheden in haar praktijkruimte te kunnen verrichten.
3.5.
Op grond van het voorgaande zal het hof, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over het hoger beroep, mevrouw drs. [de bijzondere curator] , orthopedagoog, te [kantoorplaats] , benoemen als bijzondere curator.
Drs. [de bijzondere curator] wordt verzocht de belangen van [minderjarige] in deze te behartigen, voor zover nodig zowel in als buiten rechte. Het gaat in het bijzonder om de vraag of de moeder en de vader in staat zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen over [minderjarige] en daarnaast op welke manier de ouders inhoud kunnen geven aan het contact tussen [minderjarige] en de vader.
Het hof verzoekt de bijzondere curator daartoe gesprekken te voeren met de ouders en de minderjarige.
3.6.
Het hof wijst de ouders er op dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in dit opzicht te geven instructies gevolg te geven.
3.7.
Het hof zal bepalen dat de advocaten van de ouders de bijzondere curator van adres-,
e-mail en /of telefoongegevens zullen voorzien, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.
3.8.
Het hof verzoekt de bijzondere curator rapport uit te brengen omtrent haar bevindingen.
3.9.
In afwachting van het rapport zal het hof de verdere behandeling van het onderhavige hoger beroep aanhouden tot na te melden zitting.

4.De beslissing

Het hof:
benoemt mevrouw drs. [de bijzondere curator] , p/a Mediation-House, [adres] , [postcode] [kantoorplaats] , tot bijzondere curator ten behoeve van de belangenbehartiging van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] en met als taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 3.5.;
beveelt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking en een afschrift van alle
stukken aan de bijzondere curator zal toezenden;
bepaalt dat (de advocaten van) de partijen per ommegaande adressen en telefoon- of e-mail
gegevens van de ouders aan de bijzondere curator ter kennis brengen, zodat zo spoedig als
mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt;
verzoekt de bijzondere curator het hof vóór
15 mei 2015schriftelijk
te rapporteren in dit geding;
bepaalt dat de zaak inhoudelijk verder zal worden behandeld op de zitting van dit hof van
dinsdag 2 juni 2015, om 10:00 uur;
bepaalt dat deze beschikking als oproeping voor voormelde zitting geldt;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en J.H.J.M. Mertens-Steeghs, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2015.