ECLI:NL:GHSHE:2016:1164

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
200.163.590/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake zorgregeling na deskundigenonderzoek in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep inzake de zorgregeling voor minderjarige kinderen na een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak is gestart door de man, die in hoger beroep ging tegen de beschikking van 21 oktober 2014, waarin de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken was vastgesteld. Het hof heeft op 3 september 2015 een deskundigenonderzoek gelast, waarbij mevrouw drs. I. Sandig (psycholoog) en de heer mr. L.J.G. de Haas (advocaat) als deskundigen zijn benoemd. In afwachting van de resultaten van dit onderzoek is de verdere beslissing pro forma aangehouden tot 1 januari 2016.

Op 8 december 2015 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst ouderschapsplan ondertekend, waaruit blijkt dat zij overeenstemming hebben bereikt over de zorg- en opvoedingstaken. De vrouw heeft op 22 januari 2016 het hof verzocht deze overeenkomst te bekrachtigen, gevolgd door een verzoek van de man op 2 februari 2016. Aangezien partijen overeenstemming hebben bereikt, heeft het hof besloten geen nadere mondelinge behandeling te houden.

In de beslissing van 24 maart 2016 heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de zorgregeling en een nieuwe regeling vastgesteld, zoals overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst ouderschapsplan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechters H. van Winkel, C.A.R.M. van Leuven en M.C. Bijleveld-van der Slikke.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 24 maart 2016
Zaaknummer: 200.163.590/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/271567 FA RK 13-6321
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.W.A.M. Scheepens,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G.G.J. van Kooten.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

7.De beschikking van 3 september 2015

Bij die beschikking heeft het hof, voor zover thans van belang, onder meer:
een deskundigenonderzoek gelast zoals in het lichaam van die beschikking vermeld;
tot deskundigen benoemd mevrouw drs. I. Sandig (psycholoog) en de heer mr. L.J.G. de Haas (advocaat);
in afwachting van het verloop en de resultaten van voornoemd deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken pro forma aangehouden tot 1 januari 2016.

8.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

8.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van de door partijen op 8 december 2015 ondertekende vaststellingsovereenkomst ouderschapsplan.
8.2.
Bij V6-formulier met bijlage, ingediend door de advocaat van de vrouw op 22 januari 2016, heeft de vrouw het hof verzocht de door partijen bereikte overeenstemming zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst ouderschapsplan te bekrachtigen.
8.3.
Bij V6-formulier met bijlage, ingediend door de advocaat van de man op 2 februari 2016, heeft de man het hof verzocht de door partijen bereikte overeenstemming in een beschikking te bekrachtigen.
8.4.
Gelet op het feit dat partijen overeenstemming hebben bereikt over hetgeen hen in deze procedure verdeeld hield, heeft er geen nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Het hof stelt vast dat partijen na het door het hof gelaste deskundigenonderzoek alsnog overeenstemming hebben bereikt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de haal- en brengregeling ter uitvoering hiervan. Nu partijen het hof hebben verzocht de inhoud van de door partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst ouderschapsplan in een beschikking vast te leggen, zal het hof aan dit verzoek, voor zover mogelijk, voldoen.
9.2.
Het hof zal omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de haal- en brengregeling ter uitvoering hiervan beslissen overeenkomstig hetgeen partijen hieromtrent zijn overeengekomen in
“Artikel 3. De zorgregeling”in voornoemde vaststellingsovereenkomst ouderschapsplan, onder verwijzing naar en met aanhechting van de vaststellingsovereenkomst ouderschapsplan aan deze beschikking. Hetgeen de partijen daarnaast zijn overeengekomen bindt hen ook, maar leent zich niet voor opname in het dictum van deze beschikking.
9.3.
Nu niet is gebleken van beletselen om het verzoek van partijen toe te wijzen, zal het hof beslissen op de hierna aangegeven wijze.

10.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 oktober 2014, voor wat betreft de daarbij vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking tot de minderjarige kinderen van partijen een regeling vast zoals uiteengezet in
“Artikel 3. De zorgregeling”van de door partijen op 8 december 2015 ondertekende vaststellingsovereenkomst ouderschapsplan, onder verwijzing naar en met aanhechting van deze vaststellingsovereenkomst ouderschapsplan aan deze beschikking;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.A.R.M. van Leuven en M.C. Bijleveld-van der Slikke en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2016.