ECLI:NL:GHSHE:2016:1217

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 maart 2016
Publicatiedatum
31 maart 2016
Zaaknummer
200 185 482_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging beëindiging schuldsaneringsregeling zonder schone lei op basis van artikel 354 lid 1 Faillissementswet

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Limburg had eerder op 2 februari 2016 geoordeeld dat de appellant toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, waardoor de regeling eindigde zonder het verlenen van een 'schone lei'. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.A.G. Smeets, heeft in hoger beroep verzocht om de beëindiging ongedaan te maken en de schuldsaneringsregeling voort te zetten. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2016 zijn zowel de appellant als de bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks eerdere waarschuwingen en kansen, zijn informatieplicht niet naar behoren is nagekomen en nieuwe schulden heeft laten ontstaan. Het hof heeft de argumenten van de appellant, waaronder zijn persoonlijke problematiek en de hulp die hij heeft gezocht, in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat er onvoldoende grond is om de schuldsaneringsregeling te verlengen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de appellant geen 'schone lei' is verleend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 31 maart 2016
Zaaknummer : 200.185.482/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/13/20 R
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. R.A.G. Smeets te Maastricht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg van 2 februari 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 februari 2016, heeft [appellant] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ongedaan wordt gemaakt en die regeling op hem van toepassing blijft.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 maart 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellant] , bijgestaan door mr. Smeets;
  • mevrouw [beschermingsbewindvoerder] , hierna te noemen: de beschermingsbewindvoerder;
- de heer [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 12 januari 2016;
  • het indieningsformulier met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 1 maart 2016;
  • het indieningsformulier met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 11 maart 2016;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 25 februari 2016.
De dag na de mondelinge behandeling heeft het hof, conform afspraak, nog twee producties van de advocaat van [appellant] ontvangen. Het betreft een begroting en een dagafschrift van de bankrekening, waarvan toezending door de beschermingsbewindvoerder ter zitting is toegezegd.

3.De beoordeling

3.1.
Ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken dat over de goederen die aan [appellant] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind is ingesteld als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 BW. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is de meerderjarigenbeschermingsbewindvoerder in de gelegenheid gesteld, van welke gelegenheid zij ook gebruik heeft gemaakt, om haar visie over het verloop van de schuldsaneringsregeling te geven (vgl. HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV4010).
3.2.
Bij vonnis van 15 januari 2013 is ten aanzien van [appellant] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.3.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) bij wijze van eindoordeel in verband met het verstrijken van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [appellant] geen ‘schone lei’ is verleend.
De rechtbank heeft verstaan dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt zodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
3.4.
De rechtbank heeft dit - zakelijk weergegeven - als volgt gemotiveerd.
Ondanks een waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 26 februari 2014 en een extra kans bij vonnis van 12 mei 2015 zijn de kernverplichtingen, voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling niet, althans onvoldoende nagekomen.
Zo is [appellant] de spontane informatieplicht onvoldoende nagekomen. De rechtbank acht het kwalijk dat [appellant] twee maanden na de voordracht tot tussentijdse beëindiging een pensioen heeft afgekocht, zonder de bewindvoerder hiervan op de hoogte te stellen.
Daarnaast zijn er nieuwe schulden ontstaan, waarvan er nog ongeveer € 1.900,-- resteert. De schuld aan VGZ (€ 1.502,25) die hiervan deel uitmaakt was bij de beschermingsbewindvoerder niet bekend.
Ter zitting is bovendien gebleken dat [appellant] gedurende de schuldsaneringsregeling diverse voertuigen op zijn naam heeft gehad zonder de bewindvoerder en beschermingsbewindvoerder hiervan op de hoogte te stellen.
3.5.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellant] heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
[appellant] heeft zich absoluut niet aan de regels van de schuldsaneringsregeling onttrokken en hij heeft volledige verantwoordelijkheid genomen voor de naleving van de hieruit voortvloeiende verplichtingen. Zo heeft [appellant] zowel gevraagd als ongevraagd de bewindvoerder met regelmaat (telefonisch) geïnformeerd.
Het is correct dat er nieuwe schulden zijn ontstaan, maar deze schulden zijn niet bovenmatig.
Een deel van deze schulden is direct afbetaald en een ander deel betreft een schuld aan VGZ inzake ziektekosten (onder meer medicatie voor diabetes en vloeibare voeding), zodat deze gelden niet zijn uitgegeven aan persoonlijk vertier. De Kredietbank heeft bovendien bij herhaling fouten gemaakt, waardoor de nieuwe schulden zijn ontstaan. Het is niet duidelijk geweest welke betalingen via budgetbeheer liepen en welke niet.
Niet voor niets staat [appellant] sinds 16 augustus 2015 onder beschermingsbewind, nu hij zelf niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Het bewind loopt nog maar een half jaar en sindsdien lopen de zaken beter en heeft [appellant] overzicht en rust gekregen.
[appellant] meent in staat te zijn om gedurende een voortzetting van de schuldsaneringsregeling de schulden in te lopen.
[appellant] voert ten slotte nog aan dat zijn persoonlijke problematiek van belang is. Hij is traag van begrip, kan niet slapen en heeft last van paniekaanvallen, waardoor hij vaak niet helder kan denken.
[appellant] verkeerde in de veronderstelling dat alle post bij de bewindvoerder binnenkomt en om die reden de bewindvoerder op de hoogte was van de afkoop van het pensioen. [appellant] had een schrijven van het pensioenfonds ontvangen en het bedrag ad € 704,80 kon in een keer worden uitgekeerd. De beschermingsbewindvoerder heeft het bedrag direct overgemaakt van de leefgeldrekening naar de beheerrekening en de bewindvoerder hiervan in kennis gesteld.
3.5.1.
Hieraan is door en namens [appellant] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
Alhoewel dit niet expliciet in het beroepschrift is vermeld vraagt [appellant] uitdrukkelijk aan het hof om de schuldsaneringsregeling ten aanzien van hem te verlengen, zodat hij kan laten zien dat hij met behulp van de beschermingsbewindvoerder wel in staat is om zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren na te komen.
[appellant] heeft ingezien dat het anders moet en hij heeft niet alleen hulp gezocht bij een beschermingsbewindvoerder, maar hij heeft ook hulp gezocht bij Mondriaan. [appellant] heeft te kampen met een angst- en paniekstoornis waarvoor hij, naast zijn therapie, ook medicijnen krijgt. Ook wordt [appellant] behandeld voor zijn alcoholgebruik. Inmiddels heeft [appellant] weer een zinvolle dagbesteding, nu hij zijn dochter helpt door het naar school brengen van de kinderen en op woensdagmiddag op te passen. Kortom, [appellant] heeft de knop omgezet en zou graag nog een kans krijgen om dit aan te tonen.
3.6.
De beschermingsbewindvoerder heeft hieraan toegevoegd dat de nieuwe schulden zijn ingelopen, met uitzondering van de schuld aan VGZ. Zij verwacht dat de schuld aan VGZ - onder meer met behulp van het vakantiegeld - binnen een jaar is afgelost. De beschermingsbewindvoerder is er nog niet aan toegekomen om de bewindvoerder betalingsbewijzen toe te sturen, hetgeen zij zo snel mogelijk zal doen. Ook zal zij per omgaande een plan van aanpak aan het hof en aan de bewindvoerder toe sturen ten aanzien van het inlopen van de nieuwe schulden.
Het is jammer dat [appellant] de adviezen van de bewindvoerder ten aanzien van het beschermingsbewind niet eerder heeft opgevolgd. De samenwerking tussen de beschermingsbewindvoerder en [appellant] verloopt goed en de beschermingsbewindvoerder heeft er vertrouwen in dat [appellant] met haar hulp in staat zal zijn om de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen.
3.7.
De bewindvoerder heeft in zijn brief van 25 februari 2016 - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Uit de verslagen en bijgevoegde brieven blijkt dat [appellant] wel degelijk tekort is geschoten in de informatieplicht. [appellant] heeft inderdaad meermaals gebeld, maar dit was voornamelijk met het verzoek om geld. Een enkele maal ging [appellant] ook in op vragen van de bewindvoerder en gaf hij aan dat hij aan eraan zou werken.
De bewindvoerder ontkend te hebben gesteld dat [appellant] schulden heeft gemaakt voor persoonlijk vertier, al valt dit anderzijds niet uit te sluiten. Ziektekostenschulden kunnen immers worden gemaakt omdat er aan andere zaken meer belang wordt gehecht. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de schulden te wijten zijn aan de Kredietbank en bovendien blijft [appellant] zelf verantwoordelijk.
De beschermingsbewindvoerder is er bij toeval achter gekomen dat er een bedrag van
€ 704,80 was binnengekomen. Zij heeft verklaard dat het bedrag mogelijk anders daags erna door [appellant] zou zijn gepind.
[appellant] heeft niet voldaan aan de verplichtingen zoals vermeld in het beroepen vonnis en van een bijzondere omstandigheid is niet gebleken. Om die reden dient het vonnis te worden bekrachtigd.
3.7.1.
Hieraan is door de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - toegevoegd dat hij eerst tijdens deze zitting van [appellant] heeft vernomen dat hij onder behandeling staat bij Mondriaan, onder meer voor de behandeling van zijn alcoholprobleem. Vanaf aanvang schuldsaneringsregeling heeft de bewindvoerder het vermoeden gehad dat er sprake was van een alcoholprobleem en hier ook herhaaldelijk naar gevraagd, maar dit werd steeds door [appellant] ontkend. Ook hieruit blijkt weer dat [appellant] nog steeds niet in staat is om zijn informatieplicht op de juiste wijze na te komen, ondanks alle kansen en waarschuwingen die hij reeds heeft gehad. De bewindvoerder is er ook niet mee bekend dat de nieuwe schulden, op VGZ na, zijn afgelost en heeft hiervan tot op heden geen bewijzen ontvangen. Een plan van aanpak, teneinde de nieuwe schulden in te lopen, ontbreekt. Bovendien stelt de bewindvoerder zich op het standpunt dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] dient te worden beëindigd zonder verlening van ‘een schone lei’ nu [appellant] kort na het vonnis van 12 mei 2015 de informatieplicht wederom heeft geschonden door niet aan de bewindvoerder te melden dat hij een afkoopsom van zijn pensioen kon ontvangen en nu [appellant] heeft nagelaten om de bewindvoerder op de hoogte te stellen van zijn behandeling bij Mondriaan, in het bijzonder voor zijn alcoholprobleem. De bewindvoerder acht een verlenging niet op zijn plaats.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken.
Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
3.8.2.
[appellant] heeft van de bewindvoerder diverse brieven ontvangen, waarin de bewindvoerder aangaf dat [appellant] zijn verplichtingen niet naar behoren nakwam. Ook de rechter-commissaris heeft [appellant] middels een waarschuwingsbrief op zijn tekortkomingen gewezen. Bij vonnis van 12 mei 2015 heeft de rechtbank met voorbijgaan aan een voordracht tot tussentijdse beëindiging beslist dat [appellant] nog een allerlaatste kans krijgt. [appellant] was dus een gewaarschuwd man.
Juist om die reden had het op zijn weg gelegen om zijn verplichtingen in ieder geval vanaf 12 mei 2015 onverkort en zonder enige schending na te komen.
Gebleken is dat [appellant] desalniettemin, dus ondanks alle eerdere waarschuwingen, de informatieplicht ook na die datum wederom niet naar behoren is nagekomen.
[appellant] heeft een brief ontvangen van het pensioenfonds waarin hem de mogelijkheid werd geboden om het pensioen, dat van beperkte omvang was, af te kopen. [appellant] heeft hieromtrent geen overleg gevoerd met de bewindvoerder en is op het aanbod van het pensioenfonds ingegaan. Bovendien heeft [appellant] - in verband met de ophanden zijnde uitkering - zijn persoonlijke bankrekeningnummer opgegeven in plaats van het rekeningnummer van de boedel. Uit het proces-verbaal van de rechtbank blijkt dat [appellant] uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij van plan was om kleding van het geld te kopen. Dit komt niet overeen met de verklaring die [appellant] in hoger beroep hieromtrent heeft afgelegd dat hij nimmer de intentie heeft gehad om deze gelden voor zichzelf te behouden.
Enkel door het adequate optreden van de beschermingsbewindvoerder, die eveneens niet op de hoogte was gesteld van de afkoop, is het geld toch overgemaakt naar de boedelrekening.
3.8.3.
Ter zitting in hoger beroep is daarnaast gebleken dat [appellant] de bewindvoerder niet heeft geïnformeerd over zijn behandeling bij Mondriaan, terwijl de bewindvoerder herhaaldelijk aan [appellant] heeft gevraagd of hij te kampen had met een alcoholprobleem. De bewindvoerder was niet met enige behandeling bij Mondriaan bekend, ook niet ten aanzien van de psychische problematiek.
Ten slotte is ter zitting in hoger beroep gebleken dat de bewindvoerder niet op de hoogte was van de aflossing van een deel van de nieuwe schulden.
3.9.
Hiermee staat voor het hof voldoende vast dat [appellant] de informatieplicht structureel niet naar behoren is nagekomen. Deze schending van de informatieplicht komt voor rekening van [appellant] . [appellant] heeft immers voldoende waarschuwingen ontvangen en is al van aanvang regeling door de bewindvoerder geadviseerd om beschermingsbewind aan te vragen. [appellant] stelt weliswaar dat hij zelf niet in staat is om zijn verplichtingen na te komen, maar dit had hem er niet van hoeven te weerhouden om eerder hulp te zoeken. Het nalaten daarvan komt voor zijn rekening en risico. Het hof heeft bovendien niet vast kunnen stellen - ook niet na kennisneming van de beschikbare stukken inzake de medische en psychologische bevindingen ten aanzien van [appellant] - dat er sprake is van een dermate ernstige stoornis of problematiek dat de vastgestelde tekortkomingen hem niet kunnen worden toegerekend.
3.9.1.
Daar komt nog bij dat [appellant] bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan, hetgeen niet in overeenstemming is met het doel van de schuldsaneringsregeling. [appellant] dient zijn uitgavenpatroon af te stemmen op zijn inkomsten.
3.10.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de informatieplicht en in de plicht om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Het hof ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 354 lid 2 Fw.
[appellant] heeft reeds een allerlaatste kans gehad en heeft die kans niet gegrepen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] te verlengen.
3.11.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, P.J.M. Bongaarts en J.J. Minnaar en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2016.