Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief/het indieningsformulier met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 22 maart 2016;
- het ter zitting in hoger beroep overgelegde emailbericht van [appellante] , zoals verzonden aan mr. Gijzen, en zoals ter zitting in hoger beroep kort samengevat door mr. Gijzen voorgedragen.
3.De beoordeling
€ 38.840,50 aan de Belastingdienst, een schuld van € 29.250,-- aan Santander (Comfort Card) en een schuld aan de Rabobank van in totaal € 6.593,21.
[appellante] is en blijft zelf verantwoordelijk voor een juiste aangifte en kan zich in dit kader niet beroepen op een slecht beheer door de Kredietbank. Overigens kan het hof ook op geen enkele wijze verifiëren of de budgetbeheerder steken heeft laten vallen, voor zover dit argument [appellante] al zou hebben kunnen baten. Uit de eigen verklaring van [appellante] blijkt bovendien dat de naheffing omzetbelasting is gebaseerd op de jaarcijfers van 2010 en 2011 en op dat moment was het budgetbeheer nog niet in beeld. [appellante] was bovendien op de hoogte van de mogelijke terugvordering, nu er op 2 april 2013 en 8 november 2013 een boekenonderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de omzetbelasting en inkomstenbelasting.