ECLI:NL:GHSHE:2016:1318

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
200.183.693_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst en incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waarbij de huurovereenkomst tussen de appellanten en de geïntimeerde is ontbonden. De appellanten, die thans zonder bekende woon- of verblijfplaats zijn, hebben in eerste aanleg een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft op 4 november 2015 de huurovereenkomst ontbonden en de appellanten veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde, met uitvoerbaarheid bij voorraad. De appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld en een incidentele vordering ex artikel 351 Rv ingediend, waarin zij vroegen om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter.

Tijdens de behandeling van het incident heeft het hof vastgesteld dat de appellanten de woning op 7 januari 2016 hebben moeten ontruimen, wat de vraag oproept of zij nog belang hebben bij hun incidentele vordering tot schorsing. De geïntimeerde heeft aangevoerd dat de vordering van de appellanten geen belang meer heeft, omdat het vonnis reeds ten uitvoer is gelegd. Het hof heeft de appellanten de gelegenheid geboden om hierop te reageren en heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van de appellanten. De beslissing in het incident en de hoofdzaak is aangehouden, waarbij het hof heeft aangegeven dat de proceskosten te zijner tijd zullen worden beslist.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.183.693/01
arrest van 5 april 2016
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv
in de zaak van

1.[appellant] ,

2.
[appellante] ,
beiden voorheen wonende te [woonplaats] , thans zonder bekende woon- of verblijfplaats,
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. R. Jacobs te Heerlen,
tegen
Woningstichting [Woningstichting]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. H.J.J. van der Salm te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 januari 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 4 november 2015, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht gewezen tussen appellanten – [appellanten] – als gedaagden en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 3423943 CV EXPL 14-10023)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

[appellanten] hebben bij voormeld exploot [geïntimeerde] opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 19 januari 2016, teneinde op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen zoals in het petitum van de appeldagvaarding is vermeld. [appellanten] hebben in de appeldagvaarding tevens een incidentele vordering ex artikel 351 Rv ingesteld en daarin geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof de uitvoerbaarverklaring bij voorraad c.q. de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zal schorsen voor de duur van het geding in hoger beroep.
[geïntimeerde] heeft een memorie van antwoord in het incident genomen en daarin geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering van [appellanten]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
In het kader van dit incident kan worden uitgegaan van het volgende.
3.1.1.
[appellanten] huurden van [geïntimeerde] de woning, gelegen aan [adres] te [plaats] .
3.1.2.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd.
3.1.3.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 4 november 2015 de huurovereenkomst ontbonden en [appellanten] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.1.4.
Bij vonnis in kort geding van 5 januari 2016 heeft de voorzieningenrechter de vordering van [appellanten] om [geïntimeerde] te verbieden het vonnis van 4 november 2015 ten uitvoer te leggen totdat in hoger beroep is beslist afgewezen.
3.2.
[appellanten] zijn van het onder 3.1.3. vermelde vonnis in hoger beroep gekomen en hebben een incident ex artikel 351 Rv ingesteld. Zij hebben daartoe in essentie aangevoerd dat na belangenafweging de tenuitvoerlegging van het vonnis moet worden geschorst.
[geïntimeerde] heeft in de conclusie van antwoord in het incident aangevoerd dat [appellanten] geen belang meer hebben bij de door hen incidenteel gevorderde schorsing omdat het vonnis waarvan beroep reeds ten uitvoer is gelegd door de ontruiming van de door [appellanten] gehuurde woning op 7 januari 2016.
[appellanten] hebben nog niet kunnen reageren op de stelling van [geïntimeerde] dat het vonnis waarvan beroep reeds ten uitvoer is gelegd. Het hof zal hen alsnog de gelegenheid bieden om zich hierover uit te laten. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor akte aan de zijde van [appellanten]
Indien het vonnis inderdaad reeds ten uitvoer is gelegd, kan van schorsing van de tenuitvoerlegging geen sprake zijn en hebben [appellanten] geen belang meer bij hun vordering in dit incident. In dat geval zal deze vordering dan ook worden afgewezen. Omtrent de proceskosten zal te zijner tijd, ofwel in het kader van een beslissing in dit incident, ofwel - indien dit incident niet wordt voortgezet - in het kader van de hoofdzaak worden beslist.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
verwijst de zaak naar de rol van 3 mei 2016 voor akte aan de zijde van [appellanten] met het hiervoor in 3.2. vermelde doeleinde (zonder antwoordakte);
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak:
houdt iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 april 2016.
griffier rolraadsheer