Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[appellante 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
[appellant 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2350976 CV EXPL 13-8082)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met twee producties;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
- [appellant 1] en [appellante 2] zijn met elkaar gehuwd. [appellant 3] is hun oudste zoon. Zij zijn volgens de tekst van blz. 1 van de na te melden huurovereenkomst allen geboren in Roemenië. [appellant 1] en [appellant 3] zijn begin 2011 vanuit Hongarië naar Nederland verhuisd. Zij en [appellanten] beheersten in de in dit geding relevante periode de Nederlandse taal niet.
- [geïntimeerde] is (althans was in de in dit geding relevante periode) studente. De vader van [geïntimeerde] (hierna: [vader van geïntimeerde] ) exploiteert een makelaarskantoor ( [geïntimeerde] Makelaardij). [vader van geïntimeerde] heeft namens en op naam van zijn dochter een woning gekocht aan het adres [adres] te [plaats 1] (hierna: de woning). Op basis van die koopovereenkomst is de woning aan [geïntimeerde] geleverd. Op enig moment daarna heeft [vader van geïntimeerde] namens [geïntimeerde] de woning weer te koop aangeboden.
- Bij e-mail van 22 mei 2012 heeft [vader van geïntimeerde] het volgende meegedeeld aan een zekere [betrokkene 1] :
- Begin juni 2012 heeft [vader van geïntimeerde] namens [geïntimeerde] als verhuurster met [appellanten] als huurders een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning. Er is een schriftelijke (in de Nederlandse taal gestelde) huurovereenkomst opgemaakt die [vader van geïntimeerde] heeft laten ondertekenen door [appellanten] als huurders en door [geïntimeerde] als verhuurster. Volgens artikel 3.1 van de huurovereenkomst is de huur aangegaan voor de duur van twaalf maanden, ingaande op 7 juni 2012 en lopende tot en met 6 juni 2013, en zal de huur voor onbepaalde tijd doorlopen als niet tegen de einddatum wordt opgezegd.
- In artikel 13 van die huurovereenkomst staat het volgende:
- Voorafgaand aan de ondertekening van de genoemde overeenkomsten heeft [vader van geïntimeerde] uitleg gegeven aan [appellanten] over de inhoud van die overeenkomsten. Daarbij is op verzoek van [vader van geïntimeerde] een zekere mevrouw [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), die Nederlands en Hongaars sprak, als tolk opgetreden. [betrokkene 2] heeft daarbij ook notities gemaakt in de Hongaarse taal, en die notities aan [appellanten] meegegeven. [betrokkene 2] heeft in het verleden ook andere werkzaamheden voor [geïntimeerde] Makelaardij verricht.
- Bij brief van 23 april 2013 heeft [vader van geïntimeerde] namens [geïntimeerde] aan [appellanten] meegedeeld dat de huurprijs met ingang van 1 juli 2013 zal worden verhoogd met € 17,07 (2,5%) tot € 699,72.
- Bij brief van 11 juni 2013 heeft [geïntimeerde] [appellanten] gesommeerd om uiterlijk op 20 juni 2013 mee te werken aan het notarieel transport van de woning, en meegedeeld dat bij gebreke daarvan de overeenkomst als ontbonden zal worden beschouwd en aanspraak zal worden gemaakt op de contractuele boete.
- Bij een door een kennis voor hen opgestelde brief van 16 juli 2013 hebben [appellanten] aan de advocaat van [geïntimeerde] onder meer het volgende meegedeeld:
- primair: hoofdelijke veroordeling van [appellanten] tot betaling van € 12.900,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de inleidende dagvaarding (het hof begrijpt uit het dictum van het vonnis van 17 december 2014 dat de inleidende dagvaarding dateert van 19 augustus 2013; de datum is niet leesbaar op de kopie van de inleidende dagvaarding die het hof in het procesdossier heeft aangetroffen);
- subsidiair: hoofdelijke veroordeling van [appellanten] tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat en beperkt tot maximaal € 12.900,--.
- De door partijen ondertekende koopakte van 7 juni 2012 levert tussen hen dwingend bewijs op van de verbintenissen die zij over en weer zijn op zich hebben genomen.
- Tegen dat dwingende bewijs kan tegenbewijs geleverd worden.
- [appellanten] zijn niet in de bewijslevering geslaagd, zodat hun verweer dat de koopovereenkomst niet tot stand is gekomen omdat bij hun de wil tot het sluiten van die overeenkomst ontbrak, moet worden verworpen.
- Het beroep van [appellanten] op vernietiging van de overeenkomst wegens bedrog, dwaling en misbruik van omstandigheden moet eveneens worden verworpen.
- De koopovereenkomst bevat geen financieringsvoorbehoud. Daarom moet ook het verweer dat de koopovereenkomst is ontbonden door een beroep op het financieringsvoorbehoud, worden verworpen.
4.De uitspraak
- de koopakte van 7 juni 2012 niet hun toenmalige wil uitdrukt en dat [vader van geïntimeerde] dit heeft moeten begrijpen;
- [vader van geïntimeerde] althans [betrokkene 2] aan hen onjuiste informatie heeft verschaft over de inhoud van het door hen ondertekende stuk (de koopovereenkomst);
- [vader van geïntimeerde] althans [betrokkene 2] voor hen heeft verzwegen dat zij zich door ondertekenen van het stuk zouden verbinden tot het afnemen van de woning op straffe van verbeurte van een boete;