Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de vennootschap 2] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de holding] Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[architecten 1] Architecten B.V.,voorheen [architecten 2] Architecten B.V.,
laatstelijk gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 4] ,
ten aanzien van geïntimeerde sub 3 is de procedure geschorst;
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 16 juni 2015;
- het proces-verbaal van de enquête van 15 september 2015;
- de memorie na tussenarrest en enquête van [de vennootschap 2] c.s. met producties;
- de memorie na enquête van [de vennootschap 1] met producties.
6.De verdere beoordeling
[de vennootschap 2] c.s. heeft inzake de bewijsopdrachten (I) a en (I) b geen getuigen doen horen. In de memorie na tussenarrest en enquête heeft [de vennootschap 2] c.s. verklaard dat zij haar primaire en subsidiaire standpunt omtrent de uitleg van § 2.2.5 van de Beëindigingsovereenkomst laat vallen. Een beslissing van het hof over deze bewijsopdrachten is daarom niet meer aan de orde.
6.2.2 [de vennootschap 2] c.s. handhaaft slechts haar meer subsidiaire standpunt, dat overeenkomt met het gewijzigde standpunt van [de vennootschap 1] , zoals weergegeven in rov. 3.8 van het tussenarrest.
Dit betekent dat § 2.2.5 van de Beëindigingsovereenkomst volgens beide partijen aldus moet worden uitgelegd dat alle uren van de lopende opdrachten die vanaf de aanvang van het desbetreffende project zijn gemaakt tot en met 31 december 2008, derhalve ook eventuele uren gemaakt in de jaren vóór 2008, worden geboekt als Onderhanden Werk (in de zin van § 2.2.5), en dat de overnamevergoeding moet worden berekend over Onderhanden Werk minus het bedrag dat op deze opdracht reeds ultimo 31 december 2008 aan de klant is gefactureerd.
“je denkt toch niet zeker dat ik ooit nog een cent aan GS[de bestuurder van [de vennootschap 1] , hof]
zal betalen”een indicatie is voor de beweegredenen waarom de activiteiten die voordien door [de vennootschap 2] in de VOF werden uitgevoerd onmiddellijk na de (voorgenomen) beëindiging van de VOF door [de vennootschap 2] ( [middelijk bestuurder van de vennootschap 2] ) zijn ondergebracht in (thans) [architecten 1] Architecten. Het hof heeft in het tussenarrest voorts geoordeeld dat de door [de vennootschap 2] c.s. gestelde redenen voor het overhevelen van de activiteiten naar de nieuwe vennootschap, te weten het feit dat [middelijk bestuurder van de vennootschap 2] met een schone lei wilde beginnen en dat dit de enige manier was om de benodigde financiering te verkrijgen, bevestigen dat het de bedoeling van [de vennootschap 2] ( [middelijk bestuurder van de vennootschap 2] ) was dat [de vennootschap 1] geen verhaal kon nemen op [de vennootschap 2] .
met geen ander doeldan het onmogelijk maken van verhaal, terwijl dit handelen een daadwerkelijke vermindering van de verhaalsmogelijkheden inhoudt en de schuldeiser van de vennootschap die deze activiteiten voorheen verrichtte, is benadeeld.
met geen ander doeldan het onmogelijk maken van verhaal door [de vennootschap 1] ontzenuwd.
Volgens [de vennootschap 1] is het niet nodig dat de deskundige ook de jaarrekening 2007 opstelt. Ook maakt [de vennootschap 1] er bezwaar tegen dat de deskundige tevens moet onderzoeken welke bedragen [de vennootschap 2] eventueel voor de VOF heeft betaald. Tevens bestrijdt [de vennootschap 1] de juistheid van het door [de vennootschap 2] c.s. thans overgelegde rapport en de berekening van het door [de vennootschap 1] aan [de vennootschap 2] te betalen bedrag. Volgens [de vennootschap 1] is het ongepast het rapport in het geding te brengen omdat dit vooruitloopt op de werkzaamheden van de deskundige en een dergelijke rapporten de deskundige kan beïnvloeden.
7.De uitspraak
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;