Uitspraak
GERECHTSHOF TE ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het procesverloop
2.De beoordeling
mr. drs. P.C. van der Vegt, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2016.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 april 2016 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een man, geboren in 1967, die momenteel in detentie verblijft. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters R.R. Everaars-Katerberg, E.N. van der Spoel en A.R. Hartmann, die betrokken waren bij de behandeling van zijn strafzaak. De man had eerder op 18 februari 2016 een pro forma zitting gehad, waarin de stand van zaken van zijn hoger beroep werd besproken. Tijdens deze zitting verzocht hij om wraking van de rechters, omdat hij meende dat hun beslissingen blijk gaven van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek op 15 april 2016 behandeld, waarbij de raadsman van de verzoeker, mr. H.M.W. Daamen, het verzoek nader toelichtte. De advocaat-generaal, mr. M.J.M. de Vries, concludeerde tot afwijzing van het verzoek.
De wrakingskamer overwoog dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De aangevoerde gronden voor wraking waren dat de verzoeker al lange tijd in voorlopige hechtenis zat en dat eerdere verzoeken tot opheffing of schorsing van deze hechtenis waren afgewezen. De wrakingskamer concludeerde echter dat de omstandigheden niet van dien aard waren dat ze een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid opleverden. Het hof wees het wrakingsverzoek af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het verzoek.