ECLI:NL:GHSHE:2016:162

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
200.174.549/01 en 200.174.549/02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2011. De moeder, appellante in principaal appel en verweerster in incidenteel appel, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 17 juni 2015 aangevochten. Deze beschikking bepaalde een zorgregeling waarbij de vader, verweerder in principaal appel en appellant in incidenteel appel, omgang had met de minderjarige. De moeder verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen, terwijl de vader in zijn verweerschrift de verzoeken van de moeder afwees en zelf een verzoek indiende om de omgangsregeling te wijzigen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 17 december 2015, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen van de rechtbank en de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg. Tijdens de zitting hebben partijen ingestemd met deelname aan intensieve oudergesprekken, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming, om de communicatie te verbeteren en afspraken te maken over de zorgregeling.

Het hof heeft besloten om partijen te verwijzen naar De Combinatie Jeugdzorg voor een traject gericht op echtscheidingshulpverlening en heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot een pro forma datum in afwachting van het rapport van De Combinatie over het verloop van de oudergesprekken. De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is afgewezen en dat de verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 21 januari 2016
Zaaknummers: 200.174.549/01 en 200.174.549/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/119205 / FA RK 12-1584
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende op een geheim adres,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.J.M.P. Hoppers,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M. Setiaman.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 17 juni 2015 en naar de beschikkingen van die rechtbank van 30 juli 2014, 27 juni 2013, 9 januari 2013 en 7 november 2012.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 juli 2015, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking van 17 juni 2015 te vernietigen en te bepalen dat de vader voortaan gedurende een zaterdag of zondag per veertien dagen van 9.30 uur tot 17.30 uur omgang heeft met de hierna nader te noemen minderjarige [minderjarige] . Dit hoger beroep is bij het hof geregistreerd onder nummer 200.174.549/01.
Voorts heeft de moeder, bij wijze van incidenteel verzoek, verzocht de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van deze beschikking te schorsen voor de duur van het geding in hoger beroep. Dit verzoek is bij het hof geregistreerd onder nummer 200.174.549/02.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 september 2015, heeft de vader verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen als zijnde niet-ontvankelijk, ongegrond, niet bewezen en/of feitelijk onjuist. Tevens heeft de vader incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen:
dat tijdens de omgangsmomenten de moeder [minderjarige] naar de vader brengt en dat de vader [minderjarige] naar de moeder terugbrengt;
dat de moeder bij de overdracht van [minderjarige] de ID-kaart en de verblijfsvergunning van [minderjarige] aan de vader dient af te geven;
dat de moeder de vader volledig dient te informeren omtrent [minderjarige] , waarbij de moeder verplicht wordt om binnen twee dagen na de uitspraak van het hof de vader te informeren omtrent het adres van [minderjarige] , de school van [minderjarige] en de artsen bij wie [minderjarige] onder behandeling staat.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 30 oktober 2015, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel beroep althans dit af te wijzen als zijnde ongegrond of niet bewezen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 december 2015. De zaken met de nummer 200.174.549/01 en 200.174.549/02 zijn gelijktijdig behandeld. Bij de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. A. Houtman, waarnemend voor mr. Hoppers;
  • de vader, bijgestaan door mr. Setiaman;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 20 mei 2015.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel en in het incident:
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren: [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2011.
De vader heeft [minderjarige] erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 17 juni 2015 heeft de rechtbank een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] vastgesteld. De vader zal omgang hebben met [minderjarige] :
- elke veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, met ingang van
week 24;
  • in de kerstvakantie 2015 zal de vader [minderjarige] bij zich hebben van zaterdag 26 december 2015 10.00 uur tot dinsdag 29 december 2015 17.00 uur;
  • in de meivakantie 2016 zal de vader [minderjarige] 4 dagen bij zich hebben;
  • in de zomervakantie 2016 zal de vader [minderjarige] een week bij zich hebben;
  • de overige vakanties in het schooljaar 2016-2017 zal [minderjarige] voor de helft doorbrengen bij de vader;
  • in de zomervakantie 2017 zal [minderjarige] twee weken door brengen bij de vader;
  • vanaf het schooljaar 2017-2018 zal [minderjarige] de helft van de vakanties doorbrengen bij de vader,
waarbij telkenmale de overdracht zal plaatsvinden in Tilburg.
3.3.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen. Voor de stellingen van partijen verwijst het hof naar de inhoud van het beroepschrift, het verweerschrift tevens inhoudende incidenteel appel en het verweerschrift in het incidenteel appel.
De moeder heeft tevens verzocht de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen. Ter zitting van het hof heeft de moeder dit verzoek ingetrokken, zodat het hof het verzoek zal afwijzen.
3.4.
Tijdens de zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. Vervolgens hebben partijen desgevraagd ingestemd met deelname aan de door de raad geadviseerde intensieve oudergesprekken bij De Combinatie Jeugdzorg te [vestigingsplaats] , teneinde de onderlinge communicatie te verbeteren en om nadere afspraken te maken over de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] .
3.5.
Op grond van het vorenstaande zal het hof partijen verwijzen naar De Combinatie Jeugdzorg en zal de verdere behandeling van de zaak worden aangehouden tot na te noemen pro forma datum, in afwachting van het rapport van De Combinatie over het verloop van de intensieve oudergesprekken en van berichten van de advocaten van partijen over het gewenste verdere verloop van de procedure.
3.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met nummer 200.174.549/02:
wijst af het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad;
in de zaak met nummer 200.174.549/01:
op het principaal en incidenteel appel:
verwijst partijen naar De Combinatie Jeugdzorg te [vestigingsplaats] voor een traject echtscheidingshulpverlening of een soortgelijk traject, gericht op het houden van intensieve oudergesprekken;
houdt de verdere behandeling van deze zaak aan tot PRO FORMA 21 april 2016, zulks in afwachting van het rapport van De Combinatie Jeugdzorg over het verloop van de oudergesprekken en berichten van de advocaten van partijen over het gewenste verdere verloop van de procedure;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A.M. Scheij, C.A.R.M. van Leuven en
H.J. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2016.