ECLI:NL:GHSHE:2016:1743

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
200.155.293_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van de voormalige echtelijke woning in kort geding; geschil over medewerking aan verkoop en hypotheeklasten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in kort geding over de verkoop van de voormalige echtelijke woning van partijen, die na hun echtscheiding in gezamenlijk eigendom was. Het huwelijk van partijen is op 3 maart 2011 ontbonden, en zij hebben voorafgaand aan de echtscheiding een overeenkomst gesloten waarin zij de gevolgen van de scheiding hebben geregeld. De woning was belast met een hypotheek van € 300.000,- en een tweede hypotheek van € 54.000,- ten behoeve van de man. De vrouw heeft in eerste aanleg verzocht om machtiging tot verkoop van de woning, omdat de man niet meewerkte aan de verkoop en er een achterstand in de hypotheekbetalingen dreigde. De Voorzieningenrechter heeft de man veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval hij hier niet aan voldeed.

In hoger beroep heeft de man de grieven aangevoerd dat de vrouw geen spoedeisend belang had en dat hij niet in gebreke was gebleven. De vrouw heeft verweer gevoerd en de vorderingen in hoger beroep gehandhaafd. Het hof heeft overwogen dat de vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat de man niet voldoende meewerkt aan de verkoop van de woning en dat de gemaakte afspraken niet zijn nagekomen. Het hof heeft de grieven van de man verworpen en het vonnis van de Voorzieningenrechter bekrachtigd, waarbij de proceskosten zijn gecompenseerd. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking bij de verkoop van onroerend goed na een echtscheiding en de gevolgen van het niet naleven van afspraken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.155.293/01
arrest van 3 mei 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , gemeente Sittard-Geleen,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J.W. Pieters te Geleen,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente Sittard-Geleen,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.J.E. Spee te Maastricht-Airport,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 14 oktober 2014 en 1 december 2015 in het hoger beroep van het door de Voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht onder zaaknummer C/03/187840/KG ZA 14-59 gewezen vonnis van 3 juli 2014.

8.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 1 december 2015;
  • de akte uitlating zijdens de man d.d. 5 januari 2016;
  • de akte in appel, alsmede in incidenteel appel zijdens de vrouw d.d. 5 januari 2016;
  • de antwoordakte zijdens de man d.d. 19 januari 2016.
  • de antwoordakte zijdens de vrouw d.d. 19 januari 2016
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De inhoudelijke beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
9.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten:
  • Het huwelijk van partijen is op 3 maart 2011 ontbonden door echtscheiding.
  • Vóór de echtscheiding, op 8 november 2010, hebben partijen met elkaar een “overeenkomst inzake scheiding” gesloten waarin zij de gevolgen van de echtscheiding voor hen bindend hebben geregeld.
  • Partijen waren gezamenlijk eigenaar van het registergoed aan de [adres] te ( [postcode] ) [postcode] , gemeente Sittard-Geleen, hierna “de woning”.
  • In de overeenkomst inzake scheiding hebben zij met betrekking tot de woning het volgende afgesproken:
“Partijen zijn overeengekomen dat het registergoed door hen in onderling overleg zo spoedig mogelijk zal worden verkocht en dat de netto-opbrengst tussen partijen, bij helfte, zal worden gedeeld.
Als verkopend makelaar is ingeschakeld [verkopend makelaar] Makelaars en Taxateurs in onroerende zaken v.o.f. die het registergoed voor een zo hoog mogelijke prijs zal proberen te verkopen, inzettende met een vraagprijs van € 582.000,-, tenzij partijen schriftelijk anders overeenkomen.
Aangezien het registergoed voor het geheel in eigendom toebehoort aan partij A en B, ieder voor de onverdeelde helft en partijen het registergoed mede gezien hun financiële omstandigheden niet kunnen/willen verdelen, zijn partijen overeengekomen dat tot het moment dat het registergoed is verkocht of één van partijen verdeling eist, het registergoed onverdeeld zal blijven en het woonrecht hiervan zal toekomen aan beide partijen”.
  • De woning was belast met een hypotheek van € 300.000,-.
  • Op 11 april 2013 is ten behoeve van de man een tweede hypotheek op de woning gevestigd ten bedrage van € 54.000,-.
  • De man was vanaf januari 2011 alleen woonachtig in de woning.
  • Partijen verschilden van mening over de te hanteren vraagprijs.
  • Tijdens de eerste zitting bij de Voorzieningenrechter op 26 maart 2014 heeft de man toegezegd dat hij na verkoop van de woning zal meewerken aan levering daarvan. Partijen hebben toen de volgende afspraken met elkaar gemaakt:
De man krijgt een maand de tijd om de vrouw door middel van een schriftelijk stuk of stukken aan te tonen dat hij de woning kan overnemen waarbij de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden ontslagen en aan de vrouw een bedrag van € 20.000,- zal worden betaald. Indien de man binnen genoemde termijn van een maand erin slaagt dit aan te tonen, zal de vrouw haar vorderingen in onderhavige zaak intrekken. (…)
Voor het geval de man er niet in slaagt het hiervoor bedoelde aan te tonen binnen de genoemde termijn van een maand, hebben partijen het volgende afgesproken:
o
de vrouw zal aan de man drie namen van makelaars doen toekomen die bekend zijn in de regio waar de woning is gelegen en met het marktsegment waar de woning in valt. De man zal hier vervolgens één makelaar uit kiezen. Deze makelaar zal partijen binnen een maand na de hiervoor bedoelde maand, bindend adviseren over de vraagprijs van de woning en de verkoop van de woning ter hand nemen tegen de bindend geadviseerde vraagprijs. Over de laatprijs zal hij binnen bedoelde periode aan partijen een advies uitbrengen;
o
bij bezichtigingen van de woning door gegadigden zullen partijen desgewenst aanwezig kunnen zijn;
o
partijen zullen meewerken aan door de makelaar te geven adviezen ter bevordering van de verkoop van de woning;
o
wanneer de makelaar het aangewezen acht om met partijen te spreken over (bij) de woning horende kwesties, zal hierover in de woning een gesprek kunnen plaatsvinden tussen partijen en de makelaar, na een daartoe gemaakte afspraak.
  • In het vonnis van 23 december 2014 heeft de Voorzieningenrechter de vrouw gemachtigd tot het te gelde maken van de woning voor een vraagprijs van € 345.000,-, althans voor een laatprijs van maximaal 20% lager dan € 345.000,-, althans voor een minimale prijs van € 300.000,- en voorts de man veroordeeld om mee te werken aan alle bezichtigingen van [makelaardij] Makelaardij op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer dat de man hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,-.
  • De woning is inmiddels verkocht voor een bedrag van € 315.000,- en geleverd zoals blijkt uit de door de vrouw bij akte in appel, tevens incidenteel appel overgelegde memorie van antwoord in de procedure met rolnummer 200.163.696 (appel van het vonnis van de Voorzieningenrechter d.d. 23 december 2014).
9.2.
In de onderhavige procedure vorderde de vrouw in eerste aanleg, zoals gewijzigd bij akte van 23 juni 2014:
Primair:
1. Op grond van artikel 3:174 Burgerlijk Wetboek (BW) de vrouw te machtigen tot het te gelde maken van de woning inclusief haar bestanddelen voor een laatprijs van maximaal 20% van de door de makelaar bindend bepaalde vraagprijs, althans onder door de Voorzieningenrechter te bepalen voorwaarden;
alsmede de vrouw te machtigen om bij stagnerende verkoop na drie maanden de vraagprijs na bindend advies van de makelaar aan te passen, althans onder door de Voorzieningenrechter te bepalen voorwaarden de vraagprijs aan te passen;
2. Meer in het bijzonder de vrouw te machtigen om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning bij een door de vrouw aan te wijzen makelaar, althans [makelaardij] Makelaardij voor een laatprijs van maximaal 20% lager dan de door de makelaar (
het hof begrijpt:)bindend bepaalde vraagprijs, althans onder door de voorzieningenrechter te bepalen voorwaarden;
alsmede de vrouw te machtigen om bij stagnerende verkoop na drie maanden de vraagprijs na bindend advies van de makelaar aan te passen. althans onder door de voorzieningenrechter te bepalen voorwaarden de vraagprijs aan te passen;
Subsidiair:
1.De man te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis zijn medewerking te verlenen aan alle verkoophandelingen ter zake de woning, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man in gebreke blijft te voldoen aan het vonnis, alsmede te bepalen dat, indien de man niet meewerkt het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de man;
2. te bepalen dat het vonnis, na betekening aan de man binnen vijf dagen na de uitspraak, in de plaats zal kunnen treden van de door de man te verrichten formaliteiten en te verlenen toestemming en/of wilsverklaring voor de verkoop van de woning, zijnde onder meer het sluiten van een onderhandse koopovereenkomst, notariële levering resp. voor de te verlijden notariële akte, een en ander op de voet van artikel 3:300 lid 1 en 2 BW;
3. de man te veroordelen om mee te werken aan de door de kopers gewenste leveringsdatum en uiterlijk binnen twee dagen na betekening van het vonnis de woning in goede staat en tijdig voor notarieel transport op te leveren op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat hij in gebreken blijft te voldoen aan het te wijzen vonnis, zo nodig door inschakeling van deurwaarder en sterke arm van politie en justitie.
Primair:
4. de man te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis telkens op eerste verzoek van de vrouw de vrouw toe te laten tot de woning en vervolgens telkens op eerste verzoek van de vrouw binnen vijf dagen de vrouw handelingen dienend tot gewoon onderhoud of tot behoud van de woning uit te (laten) voeren met veroordeling van de man in de helft van de kosten, dit alles op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de man in gebreke blijft, zo nodig door inschakeling van een deurwaarder of politie.
Subsidiair:
de man te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis zich als een goed huisvader te gedragen ten aanzien van de woning, alsmede deze te allen tijde en geheel voor bezichtigingen open te stellen voor de makelaar en de vrouw, alsmede
de woning schoon, in goede staat, onderhouden en verkoopklaar aan te bieden, op de wijze zoals omschreven in de akte, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de man in gebreke blijft, zo nodig door inschakeling van deurwaarder en politie.
5. De man te veroordelen tot betaling van de hypotheeklasten en overige eigenaarslasten en gebruikerslasten gekoppeld aan de woning zolang de man in de woning woont en de woning nog niet is verkocht en geleverd aan derden te vermeerderen met de hypotheeknota’s en achterstallige renten, boeten en kosten verschuldigd door het niet voldoen van de hypotheeknota’s, die nog zullen vervallen totdat de woning is verkocht en geleverd aan derden een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man in gebreke blijft te voldoen aan het te wijzen vonnis;
Kort samengevat legde de vrouw het volgende aan haar vorderingen ten grondslag:
De vrouw wenst tot spoedige verkoop van de woning te komen, nu zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheekschuld. De man die in de woning verblijft, laat steeds achterstanden in de hypotheekbetalingen ontstaan waardoor de hypotheekbank dreigt de woning openbaar te verkopen. Partijen slagen er niet in de woning te verkopen omdat de vraagprijs te hoog is en de man weigert de vraagprijs te verlagen.
9.3.
De man heeft verweer gevoerd en – kort samengevat – het volgende aangevoerd:
De man betwist dat er een achterstand in de hypotheekbetalingen is ontstaan. Partijen zijn overeengekomen dat slechts bij schriftelijke overeenkomst kan worden afgeweken van de vraagprijs van € 582.000,-. Partijen hebben geen overeenkomst gesloten. Gelet op de WOZ waarde van € 483.000,- is de door de vrouw gewenste verlaging van de vraagprijs onrealistisch en onzakelijk.
9.4.
In het bestreden vonnis van 3 juli 2014 heeft de Voorzieningenrechter de man veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop via [makelaardij] Makelaardij van de woning, op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat de man deze veroordeling niet naleeft, met een maximum van € 20.000,-. Voorts heeft de Voorzieningenrechter de man veroordeeld om de vrouw, indien zij dit wenst, bij bezichtigingen van de woning door gegadigden aanwezig te laten zijn, op verbeurte van een dwangsom van € 200,- per keer dat de man deze veroordeling niet naleeft, met een maximum van € 10.000,-. De proceskosten zijn gecompenseerd.
9.5.
De man heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van de Voorzieningenrechter van 3 juli 2014 en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van de vrouw, met compensatie van proceskosten.
9.6.
De vrouw heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis met toewijzing van de aanvullende eis van de vrouw. Zij heeft incidenteel appel ingesteld en vier grieven aangevoerd.
9.7.
De man heeft verweer gevoerd tegen het incidenteel appel van de vrouw, alsmede verzet aangetekend tegen de wijziging van eis. Hij heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vrouw in haar vorderingen, althans tot ontzegging van de vorderingen, met compensatie van proceskosten.
9.8.
In haar akte van 5 januari 2016 heeft de vrouw haar incidenteel appel, alsmede de aanvullende eis ingetrokken, met uitzondering van grief 4 (proceskostenveroordeling).
9.9.
In het hierna volgende zal het hof eerst de grieven van de man bespreken, waarna de grief van de vrouw aan de orde zal komen.
Grief 1en 2 (man)
9.9.
De Voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat de man niet (voldoende) meewerkt aan verkoop van de woning, mede nu vaststaat dat de man zich niet heeft gehouden aan de ter zitting van 26 maart 2014 gemaakte afspraken. Zo heeft de man uiteindelijk pas ingestemd met aanstelling van Makelaar [makelaardij] nadat drie eerder door de vrouw voorgedragen makelaars door hem niet werden geaccepteerd. Vervolgens wenste hij zich niet te houden aan de door deze geadviseerde vraagprijs. Daarbij heeft de Voorzieningenrechter voorts overwogen dat de door de man genoemde reden voor niet naleving van de afspraken – te weten dat de termijn te kort was om aan te kunnen tonen dat hij de woning kon overnemen – geen valide grond oplevert, nu de man, zo dit al juist zou zijn, zich dat eerder had dienen te bedenken. Het komt voor risico van de man, aldus de Voorzieningenrechter, dat hij eerst in Duitsland en pas later in Nederland heeft geïnformeerd. De man had dat tegelijkertijd en zelfs meerdere aanvragen tegelijk kunnen doen, waarbij ook nog eens komt dat de man ook ter zitting van 24 juni 2014 niet heeft aangetoond de woning te kunnen overnemen.
9.10.
In zijn eerste grief betoogt de man dat de Voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat de man niet voldoende zou meewerken aan de verkoop van de woning, mede nu vast zou staan dat de man zich niet heeft gehouden aan de ter zitting van 26 maart 2014 gemaakte afspraken. In de tweede grief stelt de man dat de Voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de man dient te worden veroordeeld tot medewerking aan de hiervoor in rov. 9.1. genoemde op 26 maart 2014 gemaakte afspraken onder b).
Ter toelichting op zijn grieven voert de man het volgende aan. De man heeft ten tijde van de zitting aangegeven de woning te willen verwerven, ervan uitgaande dat hij gemakkelijk een nieuwe hypotheek voor de woning zou kunnen krijgen. Hij heeft zich toen niet gerealiseerd dat het voor hem moeilijk zou zijn een hypotheek te krijgen omdat hij minder dan een jaar een eigen onderneming dreef. De man heeft zich niet gerealiseerd dat het voor hem moeilijk zou zijn om een hypotheek te verkrijgen van wege het feit dat hij zijn onderneming korter dan een jaar dreef. De voorzieningenrechter heeft ten onrechte dit beroep van de man op dwaling gepasseerd. De vrouw heeft geen enkel spoedeisend belang bij ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Er is geen hypotheekachterstand. De man heeft belang bij overname dan wel verkoop tegen een marktconforme prijs van ongeveer € 450.000,-, mede gelet op het feit dat hij op zijn onverdeelde deel van de woning een tweede hypotheek heeft verleend. De man stelt voorts dat hij in verband met de verdeling van de huwelijksgemeenschap nog een grote vordering op de vrouw heeft. De man wenst tot een algehele verdeling te komen. Daarom is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om de man aan de sub b) vermelde afspraken te houden. Bovendien is de vrouw niet te goeder trouw daar zij de vraagprijs nog eind februari 2014 gemanipuleerd heeft. De vrouw wenst tot een snelle verkoop te komen, in plaats van een verkoop tegen een zo hoog mogelijke prijs. Makelaar [makelaardij] heeft aangegeven de woning niet meer snel voor een prijs die in de buurt ligt van de marktwaarde te kunnen verkopen. De man wenst dat de makelaar een marktwaarde taxatie uitvoert en daar zijn vraagprijs aan koppelt.
9.11.
De vrouw heeft daartegenover het volgende aangevoerd. De man beroept zich thans op dwaling, terwijl hij tijdens de zitting van 26 maart 2014 nog aan de rechter heeft verteld dat er geen redenen zouden kunnen zijn te veronderstellen dat hij geen hypotheek zou kunnen krijgen. De man wist dat het feit dat hij korter dan een jaar een eigen onderneming dreef, financiering bemoeilijkt. Als de man snel navraag had gedaan, niet alleen in Duitsland maar ook in Nederland, dan had snel duidelijk kunnen zijn dat de man ook in Nederland geen financiering had kunnen krijgen, zeker gelet op de andere financiële moeilijkheden van de man. Zelfs al zou een beroep op dwaling worden gehonoreerd, dan heeft de man zich te houden aan de onder b. (zie onder vaststaande feiten) gemaakte afspraken. De man heeft slechts ten dele aan deze afspraken meegewerkt. De man heeft weliswaar uiteindelijk meegewerkt aan verkoop via makelaar [makelaardij] , maar wenst zich niet te houden aan de door deze geadviseerde vraagprijs.
De vrouw heeft er groot belang bij te worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, zeker nu er lange tijd een hypotheekachterstand bestaat en er een reële mogelijkheid van openbare verkoop bestaat. Ook de vrouw heeft belang bij een zo hoog mogelijke opbrengst.
In een tweede kort gedingprocedure heeft de Voorzieningenrechter geoordeeld (vonnis van 23 december 2014, overgelegd als productie 9 bij memorie van antwoord, tevens incidenteel appel) dat het nog maar de vraag is of de man een grote vordering op de vrouw heeft. Hoe dan ook zal op de overige vorderingen die partijen op elkaar hebben in een bodemprocedure worden beslist. Zij lenen zich in tegenstelling tot verkoop van de woning, niet voor behandeling in kort geding.
De vrouw betwist dat de makelaar te kennen heeft gegeven de woning niet snel te kunnen verkopen voor een prijs die in de buurt van de marktwaarde ligt. De vrouw wenst geen snelle verkoop. Zij wenst een verkoop tegen een reële prijs. Zij betwist dat zij de vraagprijs heeft gemanipuleerd. Zij wijst er op dat alle makelaars hebben geadviseerd dat de vraagprijs (€ 499.000,-), € 150.000,- te hoog is. Ook geïnteresseerden in de woning hebben dat aangegeven. Makelaar [makelaardij] is een NVM-makelaar die uiteindelijk door de man is uitgezocht in het aanbod van zes makelaars door de vrouw. Maar de man weigert opnieuw mee te werken aan de door deze geadviseerde vraagprijs.
De man heeft zonder toestemming van de vrouw een tweede hypotheek op de woning gevestigd. De man heeft wel degelijk een achterstand in de hypotheekbetalingen en ook nog andere schulden waardoor de vrouw meegetrokken dreigt te worden in de schuldenpositie van de man. Er dreigt immers een executoriale verkoop.
9.12.
Het hof overweegt als volgt:
De Voorzieningenrechter is terecht en op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, tot het oordeel is gekomen dat de vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat de man niet (voldoende) meewerkt aan verkoop van de woning, mede nu vaststaat dat de man zich niet heeft gehouden aan de ter zitting van 26 maart 2014 gemaakte afspraken. Het hof overweegt voorts het volgende:
De man heeft niet binnen één maand na 26 maart 2014 aangetoond dat hij de woning kon overnemen. Ook na een door de vrouw nader gegeven uitstel heeft hij dat niet aangetoond. De vrouw heeft, zoals zij onbetwist heeft gesteld, drie makelaars voorgesteld aan de man, die niet acceptabel waren voor de man, waarna zij drie andere makelaars heeft voorgesteld. De man heeft uiteindelijk pas op 6 mei 2014 ingestemd met aanstelling van makelaar [makelaardij] (zie de brief d.d. 7 mei 2014 van de advocaat van de vrouw overgelegd als productie 14 bij de akte van 23 juni 2014, productie 8 in eerste aanleg). Vervolgens wenste de man zich niet te houden aan de door deze geadviseerde vraagprijs. In appel betwist de man ook niet dat hij zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. Hij beroept zich thans op dwaling ten aanzien van de mogelijkheid om overname van de woning te financieren. De man heeft zich – anders dan hij nu stelt – ten overstaan van de Voorzieningenrechter niet op dwaling beroepen. De man ging er tijdens de zitting van 24 juni 2014 immers nog van uit dat hij de woning zou kunnen overnemen, getuige ook de door hem overgelegde email d.d. 23 juni 2014 van [koper] aan de man (productie 11 zijdens de man in eerste aanleg). De man heeft zoals blijkt uit de sub a) gemaakte afspraak een maand de gelegenheid gehad aan te tonen of hij de woning kon overnemen. De vrouw heeft hem zelfs nog langer de tijd gegund om aan te tonen dat hij de woning kon overnemen. Het beroep van de man op dwaling, wat daarvan verder ook zij, wordt verworpen, reeds omdat de enkele stelling dat de man zich niet heeft gerealiseerd dat hij moeilijk een hypotheek kon krijgen vanwege het feit dat hij korter dan een jaar een onderneming dreef, onvoldoende is voor een geslaagd beroep op dwaling.
Toen de man niet binnen een maand en ook niet na gegeven uitstel kon aantonen dat hij de woning kon overnemen, diende hij mee te werken aan de sub b) gemaakte afspraken. Dat heeft de man niet, althans niet voldoende, gedaan zoals vaststaat tussen partijen. Het hof verwerpt de stelling van de man dat het in strijd met de redelijkheid en de billijkheid is de man aan de afspraak te houden. Dat de man, zoals hij betoogt, nog een grote vordering op de vrouw heeft, staat geenszins vast (zie het kort geding vonnis d.d. 23 december 2014 overgelegd als productie 9 bij memorie van antwoord, tevens incidenteel appel) en doet niet af aan het belang van de vrouw om tot verkoop van de woning te komen, mede gelet op de hypotheekachterstand die de man heeft laten ontstaan (zie productie 3 bij de inleidende dagvaarding en productie 11 bij memorie van antwoord). Ook de stelling van de man dat de vrouw de vraagprijs heeft gemanipuleerd maakt niet, zo dit al juist zou zijn, dat de man niet gehouden is de gemaakte afspraken na te komen, nu met de afspraak sub b) partijen er nu juist voor kozen om de makelaar bindend de vraagprijs te laten vaststellen zodat vaststelling van de vraagprijs niet meer in handen van partijen lag. Bovendien heeft de door de man gestelde manipulatie zich voorgedaan voordat partijen de afspraak maakten, namelijk op 3 februari 2014 (zie productie 2 bij de memorie van grieven) zodat het niet aangaat zich met een beroep daarop niet meer gehouden te achten aan het nakomen van een – ondanks de beweerdelijke manipulatie – gemaakte afspraak.
Op grond van het hiervoor overwogene dienen de grieven van de man te worden verworpen.
Grief 4 (vrouw)
9.18.
De Voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd.
9.19.
De vrouw stelt dat er ruimte is voor een proceskostenveroordeling van de man in beide instanties. Ondanks de afspraken die partijen bij de rechtbank hebben gemaakt en het feit dat reeds meerdere makelaars die bij de procedure zijn betrokken hebben verklaard c.q. hebben getaxeerd dat de verkoopprijs die de man wenst te verkrijgen niet meer reëel is, blijft de man doorprocederen waardoor de vrouw op hoge kosten wordt gejaagd.
9.20.
De man heeft aangevoerd dat de proceskosten terecht zijn gecompenseerd en dat de vrouw de procedure aanhangig heeft gemaakt.
9.21.
Het hof ziet in het door de vrouw in het kader van deze procedure aangevoerde thans nog geen aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten.
Conclusie
9.22.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het vonnis van de Voorzieningenrechter bekrachtigd dient te worden. Het hof zal, zoals hiervoor overwogen, de proceskosten compenseren.

10.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 3 juli 2014.
wijst af het anders of meer gevorderde.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.Th.M. Raab, M.J. van Laarhoven en G.J. Vossestein en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 mei 2016.
griffier rolraadsheer