6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten:
- Het huwelijk van partijen is op 3 maart 2011 ontbonden door echtscheiding.
- Vóór de echtscheiding, op 8 november 2010, hebben partijen met elkaar een “overeenkomst inzake scheiding” gesloten waarin zij de gevolgen van de echtscheiding voor hen bindend hebben geregeld.
- Partijen waren gezamenlijk eigenaar van het registergoed aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , gemeente Sittard-Geleen, hierna “de woning”.
- In de overeenkomst inzake scheiding hebben zij met betrekking tot de woning het volgende afgesproken:
“Partijen zijn overeengekomen dat het registergoed door hen in onderling overleg zo spoedig mogelijk zal worden verkocht en dat de netto-opbrengst tussen partijen, bij helfte, zal worden gedeeld.
Als verkopend makelaar is ingeschakeld [verkopend makelaar] Makelaars en Taxateurs in onroerende zaken v.o.f. die het registergoed voor een zo hoog mogelijke prijs zal proberen te verkopen, inzettende met een vraagprijs van € 582.000,-, tenzij partijen schriftelijk anders overeenkomen.
Aangezien het registergoed voor het geheel in eigendom toebehoort aan partij A en B, ieder voor de onverdeelde helft en partijen het registergoed mede gezien hun financiële omstandigheden niet kunnen/willen verdelen, zijn partijen overeengekomen dat tot het moment dat het registergoed is verkocht of één van partijen verdeling eist, het registergoed onverdeeld zal blijven en het woonrecht hiervan zal toekomen aan beide partijen”.
- De woning was belast met een hypotheek van € 300.000,-.
- Op 11 april 2013 is ten behoeve van de man een tweede hypotheek op de woning gevestigd ten bedrage van € 54.000,-.
- De man was vanaf januari 2011 alleen woonachtig in de woning.
- Partijen verschilden van mening over de te hanteren vraagprijs.
- Tijdens de eerste zitting bij de voorzieningenrechter op 26 maart 2014 (zie het vonnis van de voorzieningenrechter van 3 juli 2014, productie 2 bij productie 1 bij de memorie van antwoord) heeft de man toegezegd dat hij na verkoop van de woning zal meewerken aan levering daarvan. Partijen hebben toen de volgende afspraken met elkaar gemaakt:
De man krijgt een maand de tijd om de vrouw door middel van een schriftelijk stuk of stukken aan te tonen dat hij de woning kan overnemen waarbij de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden ontslagen en aan de vrouw een bedrag van € 20.000,- zal worden betaald. Indien de man binnen genoemde termijn van een maand erin slaagt dit aan te tonen, zal de vrouw haar vorderingen in onderhavige zaak intrekken. (…)
Voor het geval de man er niet in slaagt het hiervoor bedoelde aan te tonen binnen de genoemde termijn van een maand, hebben partijen het volgende afgesproken:
o
de vrouw zal aan de man drie namen van makelaars doen toekomen die bekend zijn in de regio waar de woning is gelegen en met het marktsegment waar de woning in valt. De man zal hier vervolgens één makelaar uit kiezen. Deze makelaar zal partijen binnen een maand na de hiervoor bedoelde maand, bindend adviseren over de vraagprijs van de woning en de verkoop van de woning ter hand nemen tegen de bindend geadviseerde vraagprijs. Over de laatprijs zal hij binnen bedoelde periode aan partijen een advies uitbrengen;
o
bij bezichtigingen van de woning door gegadigden zullen partijen desgewenst aanwezig kunnen zijn;
o
partijen zullen meewerken aan door de makelaar te geven adviezen ter bevordering van de verkoop van de woning;
o
wanneer de makelaar het aangewezen acht om met partijen te spreken over (bij) de woning horende kwesties, zal hierover in de woning een gesprek kunnen plaatsvinden tussen partijen en de makelaar, na een daartoe gemaakte afspraak.
- In het vonnis van 3 juli 2014 heeft de voorzieningenrechter de man veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop (via [makelaardij] Makelaardij) van de woning, op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat de man deze veroordeling niet naleeft, met een maximum van € 20.000,-. Voorts is de man veroordeeld om de vrouw, indien zij dat wenst, bij bezichtigingen van de woning door gegadigden aanwezig te laten zijn, op verbeurte van een dwangsom van € 200,- per keer dat de man deze veroordeling niet naleeft, met een maximum van € 10.000,-. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd.
- Op 1 juli 2014 heeft [makelaardij] Makelaardij geadviseerd de vraagprijs te stellen op € 345.000,- en – naar het hof begrijpt – de laatprijs op € 325.000,-/€ 330.000,- k.k. (productie 10 bij de in eerste aanleg overgelegde brief d.d. 1 december 2014).
- De man heeft [taxateur] Taxaties opdracht gegeven de woning te taxeren in verband met het verkrijgen van een financiering. Deze heeft de waarde van de woning per 4 juli 2014 getaxeerd op € 450.000,- (productie 9 bij de in eerste aanleg overgelegde brief d.d. 1 december 2014).
- In het arrest van heden heeft het hof voormeld vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
- De woning is op 17 maart 2015 verkocht (productie 8 bij de als productie 6 bij productie 1 bij de memorie van antwoord overgelegde conclusie van antwoord in een door de man tegen de vrouw aanhangig gemaakte procedure).
- In het vonnis van 1 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter de man geboden de woning te verlaten en te ontruimen, alsmede verlaten en ontruimd te houden. Voorts heeft hij de vrouw gemachtigd, bij nalatigheid of weigerachtigheid van de man, de woning op kosten van de man te doen ontruimen door inschakeling van de deurwaarder en de sterke arm van politie en justitie.
- De man heeft zijn medewerking verleend aan de verkoop en levering van de woning.
6.2.1.In de onderhavige procedure vorderde de man de vrouw te gelasten om binnen acht uur na betekening van het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis, de executie te staken en gestaakt te houden van het vonnis van de voorzieningenrechter van 3 juli 2014, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat de vrouw hiermee in gebreke zal blijven na genoemde betekening met een maximum van € 50.000,-, met veroordeling van de man in de proceskosten.
6.2.2.Aan deze vordering heeft de man, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd:
De man heeft na het vonnis van de voorzieningenrechter, op 8 juli 2014 een opdracht tot dienstverlening bij de verkoop van de woning ondertekend met daarbij de opmerking dat hij niet de vraagprijs als verkoopprijs accepteerde. Vervolgens hebben op 29 juli 2014 twee bezichtigingen plaatsgevonden, zonder resultaat. Een op 24 september 2014 geplande bezichtiging heeft geen doorgang gevonden. De man heeft meegewerkt aan verkoop van de woning en er is geen aanwijzing dat de man de verkoop afremt of anderszins zou frustreren. De vrouw heeft derhalve geen grond om tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan.
6.2.3.De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. In reconventie heeft de vrouw gevorderd:
- dat zij wordt gemachtigd op grond van artikel 3:174 BW tot het te gelde maken van de woning voor de door [makelaardij] Makelaardij geadviseerde vraagprijs van € 345.000.- , althans voor een laatprijs van maximaal 20 % lager dan € 345.000,-, althans voor een minimale prijs van € 300.000,-, althans voor een door de voorzieningenrechter te bepalen prijs;
- alsmede dat zij wordt gemachtigd om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning bij [makelaardij] Makelaardij en voorts:
- daarbij te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de man voor het in verkoop geven van de woning bij [makelaardij] Makelaardij;
- de man te veroordelen mee te werken aan alle bezichtigingen van [makelaardij] Makelaardij en op eerste verzoek de vrouw en of de makelaar de sleutels van de woning uiterlijk een half uur voor bezichtiging aan haar/hem ter hand te stellen en zowel de vrouw, de makelaar en kandidaten tijdig en volledig tot de woning toe te laten, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man in gebreke blijft te voldoen aan het te wijzen vonnis en dit vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang te verklaren;
- te bepalen dat het vonnis, twee dagen na betekening in de plaats zal treden van de door de man te verrichten noodzakelijke formaliteiten en te verlenen toestemming en/of wilsverklaring voor de verkoop van de woning voor een vraag- cq. verkoopprijs zoals hiervoor gevraagd, zijnde onder meer het sluiten van een onderhandse verkoopovereenkomst, notariële levering respectievelijk voor de te verlijden notariële akte, een en ander op de voet van artikel 3:300 lid 1 en 2 BW;
- de man te veroordelen om mee te werken aan de door de kopers gewenste leveringsdatum en uiterlijk twee dagen na betekening van het vonnis de woning ontruimd, schoon, in goede staat en tijdig voor notarieel transport op te leveren op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen en dit vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang te verklaren; en voorts:
1. de door de man gelegde beslagen op te heffen;
2. de man te verbieden ten laste van de vrouw beslag te leggen;
3. de man te veroordelen de uitspraak in de openbare registers in te schrijven;
4. de man te bevelen indien hij opnieuw beslag legt voor dezelfde vordering onder de aandacht van de voorzieningenrechter te brengen dat eerder een dergelijk beslag is opgeheven op grond van ondeugdelijkheid van de vordering, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-;
5. het onder 2. en 3. gevraagde op straffe van een dwangsom van € 500,- voor elke dag dat de man in gebreke blijft aan het te wijzen vonnis te voldoen en dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
Ten slotte: de man te veroordelen in de proceskosten.
6.2.4.De man heeft verweer gevoerd tegen de eis in reconventie.
6.3.1.In het eindvonnis van 23 december 2014 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de man afgewezen en in reconventie de vrouw gemachtigd tot het te gelde maken van de woning zoals door de vrouw gevorderd. Voorts heeft voorzieningenrechter het door de man gelegde beslag op de bankrekeningen van de vrouw opgeheven en de man bevolen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat inschrijving van het beslag op het onverdeelde aandeel van de vrouw in de woning zal worden doorgehaald, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat de man hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,- . Ten slotte heeft de voorzieningenrechter de man bevolen, ingeval hij opnieuw verlof vraagt om beslag te leggen ten laste van de vrouw tot zekerheid van dezelfde vorderingen, onder de aandacht van de voorzieningenrechter te brengen dat bij dit vonnis een dergelijk beslag is opgeheven op grond van de summierlijk gebleken ondeugdelijkheid van de vorderingen, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten in conventie en in reconventie gecompenseerd.