Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord tevens voorwaardelijk incidenteel appel;
- de memorie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel appel.
6.De beoordeling
Hij wil nog meenemen[,] en onder het kopje:
Ouders [de ouders van geintimeerde] nog mee te nemen[curs., hof]. Deze goederen zal de man ophalen bij het terugbrengen van de kinderen op 24 augustus 2014 te 16.30 uur.”
in fine). De bank heeft de waarde van het spaar- en beleggingsgedeelte verrekend (pt. 12).
in fine).
Nu ervan moet worden uitgegaan dat de achterstand is kwijtgescholden, kan de vordering van de vrouw dat de man de helft van achterstallige rente moet betalen (zie rov. 6.5 hiervóór) dan ook niet worden toegewezen.
derhalve zijn aandeel in de koopsom en overige te maken kosten geleend zodat beiden een gelijk bedrag konden dragen”. De vrouw heeft de man aldus € 90.638,68 geleend. Het overgrote gedeelte van dit bedrag werd aan de woning besteed, “
reden waarom het geld ook pas opeisbaar werd bij de toedeling c.q. verkoop van de woning”. Dit brengt echter niet mee dat de man een vergoedingsrecht heeft. Er is ook geen reden het totale verlies van het dalen in waarde van de woning volledig bij de vrouw neer te leggen. Nu het een gezamenlijke woning betreft, dienen partijen ook ieder voor de helft het risico van de waardedaling te dragen. Partijen hebben expliciet willen voorkomen dat de man op enigerlei wijze onder zijn betalingsverplichting aan de vrouw zou kunnen uitkomen, door het vastleggen van de lening in een akte geldlening en voorts door het samenlevingscontract waarin staat (artikel 6.4) dat indien en voor zover één van beiden meer betaalt voor de aanschaf van de woning de vordering op de ander voor het meerdere opeisbaar is bij einde samenleving. Ten slotte is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid als de vrouw de volledige waardedaling voor haar rekening moet nemen, terwijl zij de man met toedeling van de woning aan haarzelf behoedt voor een extreem hoge restschuld.
Partijen hebben beiden nagelaten hun stellingen te onderbouwen met stukken waaruit de waarde van de Seat en de Peugeot op of rond 15 november 2011 kan worden afgeleid (bijvoorbeeld een taxatie, prints van Marktplaats (waaruit blijkt voor welke prijs vergelijkbare auto’s (qua merk; bouwjaar; motortype etc.,) worden aangeboden) of een autoverzekeringspolis). Het hof is daardoor niet in staat te bepalen of van overbedeling van de vrouw sprake was. Anders dan de rechtbank zal het hof dan ook niet bepalen dat de vrouw, uit hoofde van overbedeling, een bedrag van € 500,- verschuldigd is aan de man. In zoverre slaagt derhalve de grief van de vrouw.