Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door mr. Matze;
- de man, bijgestaan door mr. De Rijk.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank zich bevoegd verklaarde om kennis te nemen van het verzoek tot echtscheiding van de man. De vrouw, die in hoger beroep ging, betwistte de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en voerde aan dat zij eerder een echtscheidingsverzoek had ingediend in Marokko. De man stelde daarentegen dat de procedure in Marokko pas op een latere datum aanhangig was gemaakt, na de indiening van zijn verzoek in Nederland. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2016 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de relevante documenten en verklaringen beoordeeld, waaronder een verklaring van de griffie van de rechtbank in Nador, Marokko. Het hof concludeerde dat de vrouw niet had aangetoond dat haar verzoekschrift eerder was ingediend dan dat van de man. Daarom bevestigde het hof de beslissing van de rechtbank en verklaarde de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek van de man kennis te nemen. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd en het meer of anders verzochte werd afgewezen.