ECLI:NL:GHSHE:2016:191

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
200.170.448_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van gevoegde partijen in hoger beroep inzake gemeentelijke geschillen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 217 Rv, waarbij de gemeente Terneuzen als appellante in de hoofdzaak optrad. De gemeente was in hoger beroep gegaan tegen vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die eerder in 2013 en 2015 waren gewezen. De gemeente vorderde in het incident de toelating van [eiser 1] c.s. als gevoegde partij. De eisers stelden dat zij nadelige gevolgen zouden ondervinden van de uitkomst van de procedure, omdat de gemeente een verharde speelkooi in gebruik wilde nemen, wat hen hinder zou opleveren in hun woonomgeving.

Het hof heeft vastgesteld dat de gemeente geen bezwaar had tegen de gevorderde voeging en dat [eiser 1] c.s. voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat zij belang hadden bij de voeging. Het hof oordeelde dat de eisen van een goede procesorde niet in de weg stonden aan de toewijzing van de vordering. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor beraad, met een aanhouding van verdere beslissingen.

Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer en is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor voeging in hoger beroep verduidelijkt, evenals de rol van de betrokken partijen in civiele procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.170.448/01
arrest van 26 januari 2016
gewezen in het incident ex artikel 217 Rv
in de zaak van
De gemeente Terneuzen,
gevestigd te Terneuzen,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als: de gemeente,
advocaat: mr. J.J. Jacobse te Middelburg,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,
3.
[geïntimeerde 3] ,
4.
[geïntimeerde 4] ,
5.
[geïntimeerde 5] ,
6.
[geïntimeerde 6] ,
7.
[geïntimeerde 7] ,
8.
[geïntimeerde 8] ,
9.
[geïntimeerde 9] ,
10.
[geïntimeerde 10] ,
11.
[geïntimeerde 11] ,
12.
[geïntimeerde 12] ,
13.
[geïntimeerde 13] ,
14.
[geïntimeerde 14] ,allen wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerde 1] c.s.,
advocaat: mr. M.L.M. Frantzen te Ouderkerk aan de Amstel,
op het bij exploot van dagvaarding van 20 mei 2015 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg gewezen vonnissen van 29 mei 2013 en 25 mei 2015 tussen de gemeente als gedaagde en [geïntimeerde 1] c.s. als eisers,
in welk hoger beroep de volgende partijen op de voet van artikel 217 Rv vorderen te worden toegelaten als gevoegde partij:

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2] ,
3.
[eiser 3] ,
4.
[eiser 4] ,
allen wonende te [woonplaats] ,
eiseressen in het incident,
hierna aan te duiden als: [eiser 1] c.s.,
advocaat: mr. M.L.M. Frantzen te Ouderkerk aan de Amstel.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de incidentele memorie tot voeging, tevens inhoudende memorie van antwoord in appel met producties;
  • de memorie van antwoord in incident van de gemeente.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

2.De beoordeling

In het incident
2.1.
[eiser 1] c.s. vorderen op grond van artikel 217 Rv te worden toegelaten als gevoegde partij en de gemeente te veroordelen in de kosten van het incident met de nakosten.
2.2.
[eiser 1] c.s. stellen daartoe dat indien de eisen van de gemeente worden toegewezen, zij nadelig in hun rechtspositie worden beïnvloed omdat dan de verharde speelkooi onverkort en onbeperkt in gebruik zal zijn en zij daar gedurende de avond en de nacht veel hinder van zullen ondervinden doordat zij in de directe omgeving van de speelkooi wonen.
2.3.
De gemeente heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de gevorderde voeging en refereert zich aan het oordeel van het hof.
2.4.
Een ieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding kan vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van dat belang is voldoende dat de partij die voeging vordert nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich wil voegen. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert. Als aan deze eis is voldaan, is de vordering in beginsel toewijsbaar, tenzij de eisen van een goede procesorde aan toewijzing in de weg staan.
2.5.
Het hof is van oordeel dat [eiser 1] c.s. voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij in de hiervoor bedoelde zin er belang bij hebben zich te mogen voegen aan de zijde van [geïntimeerde 1] c.s. Nu verder niet valt te verwachten dat toewijzing van de incidentele vordering een onredelijke of onnodige vertraging van de procedure tot gevolg heeft, staan de eisen van een goede procesorde aan toewijzing van de vordering niet in de weg. De incidentele vordering zal dan ook worden toegewezen.
2.6.
De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
2.7.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor beraad. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

Het hof:
in het incident:
laat [eiser 1] c.s. toe als gevoegde partij aan de zijde van [geïntimeerde 1] c.s.;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 9 februari 2016 voor beraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.N.M. Antens, M.G.W.M. Stienissen en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 januari 2016.
griffier rolraadsheer