ECLI:NL:GHSHE:2016:2096

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
200.186.180_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondertoezichtstelling van de kinderen van de moeder. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. van de Voorde, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 november 2015 aangevochten, waarin de kinderen onder toezicht zijn gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De moeder betwist dat er sprake is van een bedreigende opvoedsituatie en stelt dat de hulpverlening in het vrijwillige kader voldoende is. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 april 2016 is de moeder niet verschenen, maar de raad en de gecertificeerde instelling hebben hun standpunten toegelicht.

Het hof heeft de argumenten van de moeder, die aanvoert dat de zorgen over de kinderen niet meer aan de orde zijn en dat de situatie verbeterd is, gewogen tegen de zorgen die de raad en de GI hebben geuit. Het hof concludeert dat de zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen nog steeds actueel zijn, ondanks enige verbeteringen in de fysieke omgeving. De moeder heeft een nieuwe zwangerschap en er staat een verhuizing op stapel, wat extra spanningen met zich meebrengt. Het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en de hulpverlening te continueren.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling van de kinderen is gehandhaafd. De beslissing is genomen met het oog op de bescherming van de kinderen en de noodzaak van voortdurende ondersteuning en begeleiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 26 mei 2016
Zaaknummer : 200.186.180/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/306713 / JE RK 15-2056
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. van de Voorde,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
In haar hoedanigheid als omschreven in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek is in de procedure gekend:
- de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI)).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 17 november 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 februari 2016, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen alsnog af te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 april 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- namens de moeder mr. Van de Voorde;
-de raad, vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de stichting 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de stichting 2] .
2.3.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Evenmin zijn verschenen de heer [vader 1] , hierna te noemen: vader [vader 1] , en de heer
[vader 2] , hierna te noemen vader [vader 2] , die als informant door het hof zijn opgeroepen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 november 2015;
- de brief van de raad d.d. 14 maart 2016;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 20 april 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de heer [vader 2] zijn geboren:
  • [kind 1] , op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] ;
  • [kind 2] , op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] ;
  • [kind 3] , op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] ;
  • [kind 4] , op [geboortedatum 3] 2014 te [geboorteplaats] .
Uit de relatie van de moeder en de heer [vader 1] is geboren:
- [kind 5] , op [geboortedatum 4] 2015 te [geboorteplaats] .
De moeder oefent het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank voornoemde kinderen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 17 november 2015 tot 17 november 2016.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - aan dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat hulpverlening in het vrijwillig kader tot onvoldoende verbetering van de opvoedsituatie van de kinderen heeft geleid, waardoor de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd. De moeder betwist dat er bij haar thuis sprake is van een constant vervuilde huishouding. Ook de peuterspeelzaal geeft aan dat de kinderen er fris en verzorgd uitzien. De ouders werken goed samen met de hulpverlening (opvoedingsondersteuning en thuisbegeleiding). Ook het contact tussen de moeder en de gezinsvoogd verloopt naar tevredenheid. De ernstige zorgen die aanvankelijk over de kinderen bestonden, zijn niet meer aan de orde. De moeder stelt dat de situatie die de politie aantrof bij de inval in september 2015, waarbij er sprake was van ontlasting op de muren, een momentopname betrof.
De moeder is voorts van mening dat haar niet kan worden verweten dat de adviezen die haar worden gegeven niet beklijven, aangezien de geboden hulpverlening niet is afgestemd geweest op haar verstandelijke beperking. De ouders zijn bereid om intensievere hulpverlening door Arduin te accepteren.
De moeder ontkent niet dat er zorgen zijn over de kinderen, maar acht vrijwillige hulpverlening voldoende. Ook het contact met de gezinsvoogd wil de moeder op vrijwillige basis voortzetten.
De moeder heeft inmiddels een bewindvoerder ingeschakeld voor haar financiële situatie.
De moeder is ten slotte van mening dat de zorgen die zien op het ontbreken van een goede omgangsregeling tussen de kinderen en vader [vader 2] onvoldoende grond vormen voor een ondertoezichtstelling.
3.5.
De raad voert - kort samengevat - het volgende aan. De ouders zijn er onvoldoende in geslaagd om de hun in april 2015 geboden kansen te grijpen. De raad heeft om een ondertoezichtstelling van de kinderen verzocht, omdat er verbetering moest komen in de opvoedingssituatie van de kinderen.
3.6.
De GI voert - kort samengevat - het volgende aan. De moeder en de (stief)vader hebben al enige tijd hulp in de vorm van opvoedingsondersteuning door Juvent en thuisbegeleiding door Zorgsaam. De ouders hebben weliswaar meegewerkt aan deze hulpverlening, maar er bestaan nog steeds zorgen over de kinderen.
De communicatie tussen de moeder en vader [vader 2] over de kinderen is minimaal. Er vinden geen vaste omgangscontacten tussen vader [vader 2] en de kinderen plaats. Binnenkort wordt er een eerste stap gezet met het uitvoeren van een bezoekregeling.
Het contact tussen de hulpverlening en vader [vader 1] verloopt moeizaam. Hij houdt het contact af en ziet alle bemoeienis als een aanval.
De kinderkamers zien er momenteel netjes uit. Er ligt laminaat en de muren zijn geverfd.
De moeder is in staat om zich kwetsbaar op te stellen. Zij durft ook om hulp te vragen. De zorg voor het huishouden vraagt veel van de moeder. Zij heeft daarbij ondersteuning nodig.
In augustus 2016 wordt het zesde kind van de moeder geboren. Het gezin woont thans in een sloopwoning. In het voorjaar van 2017 gaat het gezin verhuizen.
De peuterspeelzaal meldt dat de kinderen altijd op tijd zijn en er verzorgd uitzien.
De afspraken met de logopedie worden nagekomen. Het consultatiebureau meldt geen zorgen.
In maart 2016 hebben twee incidenten plaatsgevonden, waarbij de politie betrokken is geweest. Vader [vader 1] werd ervan beschuldigd met de pinpas van de buren geld te hebben gepind. Vader [vader 1] ontkent dit feit. Er is geen aangifte gedaan. De moeder is hiervan wel geschrokken. Voorts heeft er een handgemeen plaatsgevonden met een aantal dorpsbewoners. Daarbij zouden messen zijn gebruikt. De ouders hebben verklaard dat de kinderen hiervan niets hebben meegekregen. Er is geen aangifte gedaan. De ouders hebben besloten om met deze dorpsbewoners geen contact meer te hebben.
De intensieve hulpverlening door Arduin is niet ingezet. De ouders hebben vertrouwen in de huidige hulpverlening. De hulp van Zorgsaam is verlengd tot einde 2017. Met Juvent is geen eindtijd afgesproken.
De positieve lijn is ingezet, maar de situatie in het gezin is nog niet stabiel. Het is noodzakelijk om de ontwikkelingen te blijven volgen. De zwangerschap van de moeder zorgt voor nieuwe spanningen. Daarnaast is er geen zicht op de rol van vader [vader 1] . Het is de vraag of en op welke manier hij de moeder bij de verzorging en de opvoeding van de kinderen kan ondersteunen. Het is nog niet gelukt om vader [vader 1] bij de opvoedingsondersteuning door Juvent te betrekken. Hij is erg wantrouwend richting de GI.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en,
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.7.2.
Het hof is op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de rechtbank op goede gronden tot een ondertoezichtstelling van de kinderen heeft beslist en dat de wettelijke gronden daarvoor nog steeds aanwezig zijn. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking. Uit het rapport van de raad van 19 oktober 2015 komen ernstige zorgen over de taal- en spraakontwikkeling en de lichamelijke ontwikkeling van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] naar voren. Verder bestonden er zorgen over het gedrag van [kind 3] . Daarnaast baarde de opvoedingsomgeving van de kinderen grote zorgen. In september 2015 was een ernstig vervuilde woning aangetroffen. Uit voormeld raadsrapport blijkt dat de hulpverlening in het vrijwillige kader die in de periode daarvóór was ingezet, onvoldoende tot verbetering van de opvoedsituatie van de kinderen had geleid. De ouders namen de zorgen over de kinderen onvoldoende serieus. Aan hen gegeven adviezen werden onvoldoende opgepakt dan wel beklijfden niet.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat de opvoedingsomgeving van de kinderen in fysieke zin inmiddels is verbeterd. Het huis is op orde, de afspraken met de logopedie worden nagekomen, de peuterspeelzaal meldt dat de kinderen altijd op tijd zijn en er verzorgd uitzien en ook het consultatiebureau meldt geen zorgen. Deze stijgende lijn is evenwel nog dusdanig pril dat het hof het prematuur acht om de ondertoezichtstelling van de kinderen reeds nu te beëindigen. De ontwikkeling ten goede doet er niet aan af dat de zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen nog actueel zijn en nog niet zijn geweken. Daarbij komt dat de nieuwe zwangerschap van de moeder spanningen veroorzaakt en dat er een verhuizing op stapel staat met de daarbij behorende onrust en spanningen. Verder heeft de GI onweersproken verklaard dat er zich in de afgelopen periode twee incidenten rondom het gezin hebben voorgedaan, waarbij de politie betrokken is geweest. Ook is het hof van oordeel dat er meer zicht dient te komen op de rol van vader [vader 1] .
Het hof acht het voor de ontwikkeling van de kinderen noodzakelijk dat de hulpverlening door Zorgsaam en Juvent wordt gecontinueerd. Deze hulp is het meest zeker gesteld wanneer deze wordt afgestemd en gecoördineerd door de GI. De ondertoezichtstelling waarborgt tevens dat indien nodig ook andere hulp wordt ingezet.
3.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 17 november 2015;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, M.C. Bijleveld - van der Slikke en H. van Winkel en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2016.