In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondertoezichtstelling van de kinderen van de moeder. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. van de Voorde, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 november 2015 aangevochten, waarin de kinderen onder toezicht zijn gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De moeder betwist dat er sprake is van een bedreigende opvoedsituatie en stelt dat de hulpverlening in het vrijwillige kader voldoende is. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 april 2016 is de moeder niet verschenen, maar de raad en de gecertificeerde instelling hebben hun standpunten toegelicht.
Het hof heeft de argumenten van de moeder, die aanvoert dat de zorgen over de kinderen niet meer aan de orde zijn en dat de situatie verbeterd is, gewogen tegen de zorgen die de raad en de GI hebben geuit. Het hof concludeert dat de zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen nog steeds actueel zijn, ondanks enige verbeteringen in de fysieke omgeving. De moeder heeft een nieuwe zwangerschap en er staat een verhuizing op stapel, wat extra spanningen met zich meebrengt. Het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en de hulpverlening te continueren.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling van de kinderen is gehandhaafd. De beslissing is genomen met het oog op de bescherming van de kinderen en de noodzaak van voortdurende ondersteuning en begeleiding.