ECLI:NL:GHSHE:2016:2166

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 mei 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
200.177.944/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een geschil over schoolgang van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schoolgang van een minderjarige, geboren in 2008. De moeder, hierna te noemen de appellante, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 augustus 2015 aangevochten, waarin haar verzoek om vervangende toestemming voor de inschrijving van haar kind op een basisschool werd afgewezen. De vader, hierna te noemen de verweerder, heeft verzocht de beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 april 2016 is gebleken dat partijen niet tot een oplossing konden komen over de schoolkeuze van hun kind, wat leidde tot de benoeming van een bijzondere curator. Het hof heeft de heer drs. [psycholoog] benoemd als bijzondere curator om de belangen van de minderjarige te behartigen. De bijzondere curator zal gesprekken voeren met de ouders en de minderjarige om te bepalen welke basisschool het beste is voor het kind. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van het rapport van de bijzondere curator, dat uiterlijk vóór 23 juni 2016 moet worden ingediend. De zaak zal op 7 juli 2016 verder worden behandeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 26 mei 2016
Zaaknummer: 200.177.944/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/275715 FA RK 14-179
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Z. Gademan,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.M. Terpstra.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 augustus 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2015, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek van de moeder ter zake de schoolgang van de hierna te noemen minderjarige [minderjarige] en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op basisschool R.K. [basisschool] te [vestigingsplaats] en te bepalen c.q. te verstaan dat [minderjarige] met ingang van het schooljaar 2016/2017 deze basisschool zal gaan bezoeken.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 17 november 2015, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 april 2016.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Gademan;
  • de vader, bijgestaan door mr. Terpstra;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 1 april 2014;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 3 juli 2015;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 20 oktober 2015;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 10 maart 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] (ook te noemen: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op de basisschool R.K. [basisschool] te [vestigingsplaats] afgewezen.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat partijen van mening verschillen over een eventuele wijziging van de basisschool die [minderjarige] bezoekt en het belang van [minderjarige] in deze. Partijen zijn niet in staat om in overleg tot een oplossing te komen die zij beiden in het belang van [minderjarige] achten. Naar het hof is gebleken, dreigt [minderjarige] klem te raken tussen de ouders, zodat het hof het aangewezen acht om ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek een bijzondere curator te benoemen om de belangen van [minderjarige] in deze kwestie te behartigen. Ter zitting is de mogelijkheid tot benoeming van een bijzondere curator met de ouders besproken en beiden hebben verklaard dat zij hiermee kunnen instemmen.
3.5.
Op grond van het voorgaande zal het hof, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over het hoger beroep, de heer drs. [psycholoog] , Praktijk voor Psychologie [praktijk voor psychologie] , adres:
[adres] , [postcode] [kantoorplaats] ; telefoonnummer: [mobieltelefoonnummer] ; [emailadres] ; www. [website] , benoemen als bijzondere curator. Drs. [psycholoog] wordt verzocht de belangen van [minderjarige] in deze te behartigen, voor zover nodig zowel in als buiten rechte. Het gaat in het bijzonder om de vraag of [minderjarige] haar huidige basisschool in [woonplaats van de vader] moet blijven bezoeken of dat [minderjarige] basisschool R.K. [basisschool] te [woonplaats van de moeder] moet gaan bezoeken. Het hof verzoekt de bijzondere curator daartoe gesprekken te voeren met de ouders en [minderjarige] .
3.6.
Het hof wijst partijen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar ten deze verstrekte opdracht te geven instructies gevolg te geven.
3.7.
Het hof zal bepalen dat de advocaten van partijen de bijzondere curator van adres-, e-mail en/of telefoongegevens zullen voorzien, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.
3.8.
Het hof verzoekt de bijzondere curator rapport uit te brengen omtrent zijn bevindingen.
Het hof wijst er op dat de deskundige vanuit de professionele beroepsuitoefening gezien bij onderzoek en rapportage het navolgende in acht zal nemen:
( i) het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
(ii) het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
(iii) in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
(iv) het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, waaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen; en
( v) de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
3.9.
In afwachting van het rapport zal het hof de verdere behandeling van het onderhavige hoger beroep aanhouden tot na te melden zitting.

4.De beslissing

Het hof:
benoemt de heer drs. [psycholoog] , Praktijk voor Psychologie [praktijk voor psychologie] , [adres] , [postcode] [kantoorplaats] , tot bijzondere curator ten behoeve van de belangenbehartiging van [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008, in de onderhavige procedure met de taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 3.5;
beveelt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking en een afschrift van alle
stukken aan de bijzondere curator zal toezenden;
bepaalt dat (de advocaten van) de partijen per omgaande adressen en telefoon- of e-mail
gegevens van de ouders aan de bijzondere curator ter kennis brengen, zodat zo spoedig als
mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt;
verzoekt de bijzondere curator het hof uiterlijk vóór 23 juni 2016 schriftelijk te rapporteren, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van het rapport aan de raadslieden van partijen;
bepaalt dat de zaak inhoudelijk verder zal worden behandeld op de zitting van dit hof van
7 juli 2016 te 11.30 uur;
bepaalt dat deze beschikking als oproeping voor voormelde zitting geldt;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en A.M.M. Hompus en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2016.